Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Nothomb

betekenis & definitie

Nothomb (Jean Baptiste, baron de), een uitstekend Belgisch staatsman, geboren den 3den julij 1805 te Messancy in Luxemburg, studeerde te Luik en vestigde zich als advocaat eerst te Luxemburg en vervolgens te Brussel. Met ijver nam hij deel aan den strijd tegen de Nederlandsche regéring, en vooral in 1829 en 1830 had hij als hoofdredacteur van den „Courrier des Pays-Bas” grooten invloed op de openbare zaken.

Het Voorloopig Bewind benoemde hem tot lid der commissie tot het zamenstellen eener grondwet voor België; daarna werd hij lid van het Gongrés, voorts in November 1830 van het diplomatiek comité. Hij bevorderde de stichting eener constitutionéle monarchie, stemde vóór den hertog van Nemours als koning en was in 1831 als secretaris-generaal voor Buitenlandsche Zaken in het ministérie van de Weijer, na het verkiezen van hertog Leopold, de opsteller der voor België zoo gunstige 18 artikelen.

Hij behield onder opvolging van verschillende ministers de betrekking van secretaris generaal en werd steeds gehouden voor den hoofdleider der buitenlandsche politiek. Daarenboven was hij in de Kamer van Afgevaardigden de aanvoerder der gematigde partij. In 1837 werd hij minister van Openbare Werken, Marine, Militie en Posterijen, en in die betrekking zorgde hij o. a. voor den aanleg van een voortreffelijk net van spoorwegen.

Na den val van het ministérie de Theux (1840) legde ook Nothomb zijne portefeuille neder en werd Belgisch gezant bij den Duitschen Bond. Toen hij het volgende jaar in België was teruggekeerd, ontstond er ongenoegen tusschen hem en zijne liberale vrienden, daar hij verbonden bleef met de E. Katholieke party.

Nadat hij voorts in 1842 in den adelstand opgenomen en tot minister van Binnenlandsche Zaken benoemd was, vormde hij in 1843 een nieuw kabinet, dat zich in R. Katholieke, doch tevens in liberale rigting bewoog, maar in 1845 voor de liberale oppositie bezweek. Daarop werd hij gezant te Berlijn, — eene betrekking, welke hij nu nog bekleedt.

Van zijne geschriften noemen wij: „Essai historique et politique sur la révolution belge (1833, 2 dln; 4de druk, 1876)”, — „Péage des routes (1838)”, — „Travaux publics en Belgique 1830—39 (1840)”, — en „Statistique de la Belgique (1848)”, — Zijn broeder Alphonse, geboren in 1815, eerst procureur-generaal van het Hof van Appél te Brussel, was van 30 Maart 1855 tot 9 November 1857 minister van Justitie in België, bezorgde de beruchte kloosterwet aan de Ultramontaansche partij en was in 1871 gewikkeld in de knoeijerijen van Langrand.

< >