Mercator (Gerhard) of Kremer, een uitstekend wis- en aardrijkskundige der 16de eeuw, geboren te Rupelmonde den 5den Maart 1512, studeerde te Leuven, werd vervolgens cosmograaf van den hertog van Gulik en overleed te Duisburg den 2den December 1594. Zijn hoofdwerk is de door hem ontworpen en keurig in koper gegraveerde: „Atlas sive cosmographicae meditationes de fabrica mundi et fabricati figura (1594)”, die echter eerst in 1607 in eene door Hondius bezorgde uitgave volledig in het licht verscheen. Daarenboven schreef hij: „Tabulae geographicae, ad mentem Ptolemaei restitutae (1578)”, — „Chronologia a mundi exordio ad annum 1568 ex eclypsibus et observationibus astronomicis etc. (1568)”, — „Harmonia Evangelistarum (1591)” — „Ratio scribendi literarum latinarum, quas italicas cursoriasque vocant”, — „De usu annuli astronomici (1562)”, — en „Atlas minor (1630)”. Zijne: „Oratio de creatione ac fabrica mundi”, vóór den grooten Atlas gedrukt, is op den Index geplaatst. hij was veel verschuldigd aan het onderwijs van Gemma Frisias en verwierf zoo grooten roem, dat hij op last van Karel de Vijfde niet alleen aard- en hemelgloben, maar ook onderscheidene wiskundige werktuigen vervaardigde.
Dien roem heeft hij vooral bestendigd door de uitvinding van de naar hem genoemde projectie of van de wassende kaart. Alleen door eene globe kan men eene juiste voorstelling verschaffen van den aardbol, maar het is gemakkelijker zich van kaarten te bedienen. Kaarten zijn platte vlakken, waarop men de gedeeltelijke oppervlakte van den bol met hare bijzonderheden heeft geprojecteerd. De projectiën van meridianen en parallelen zijn alsdan kromme lijnen. Voor de zeekaarten evenwel, waarop de koersen getrokken en de gezeilde afstanden uitgezet moeten worden, is het van belang, dat die meridianen en parallelen regte lijnen blijven, die elkander regthoekig snijden. Daar echter de lengtegraden bij het toenemen der breedte verminderen, zal men daardoor — door aan alle lengtegraden dezelfde lengte te geven — eene onnaauwkeurige kaart verkrijgen. Aan dat bezwaar kan men tegemoet komen door de uitgestrektheid van de kaart in de breedte niet te groot te nemen, en wel te kleiner naar mate men met hoogere breedten te doen heeft, — en tevens door de grootte der lengtegraden te stellen op de middelbreedte (het midden tusschen 2 parallelen). Zulke kaarten, platte kaarten genoemd, voldoen slechts ten deele, daar al spoedig de misvorming der oppervlakte merkbaar wordt.
Om die reden bedacht Mercator de naar hem genoemde projectie, waarbij niet alleen de lengtegraden in dezelfde verhouding uitgerekt worden, waardoor de verschillende deelen hunne natuurlijke gedaante behouden, maar voor onderscheidene breedten op verschillende schalen worden voorgesteld. Hij liet namelijk de breedtegraden aangroeijen in de verhouding, waarin de lengtegraden afnemen, en men geeft aan kaarten, volgens dit stelsel vervaardigd, den naam van wassende kaarten of kaarten van vergrootende breedte. Van die vergrootende breedte zijn tafels zamengesteld, welke men in de zeevaartkundige handboeken aantreft. De schaal is steeds op den rand van zoodanige kaarten uitgezet, zoodat zij met hulp van den passer kan bepaald worden. Verkrijgt men hierdoor geene volkomene naauwkeurigheid, zij is voldoende voor de zeevaartkundige practijk. Het is duidelijk dat Mercator zich door de uitvinding van deze projectie ongemeen verdienstelijk heeft gemaakt jegens de zeevaart.