Magerheid (macies) noemt men in het algemeen de gesteldheid van zulke personen, bij wie de hoeveelheid vet en alzoo de omvang van het ligchaam geringer is dan men volgens eene gemiddelde berekening verwachten kan. Die gesteldheid kan het gevolg zijn van aanmerkelijk stofverlies, bijv. van koorts en van eene gebrekkige voeding, maar zij kan ook natuurlijk wezen. In dit geval wordt zij veroorzaakt door omstandigheden, die de vetvorming verhinderen en vaak in verband staan met het klimaat, het bedrijf en het temperament der betrokken personen.
Veelal wordt de vetvorming belemmerd door sterke inspanning des ligchaams of des geestes, — in het algemeen door sterke stofwisseling. Somtijds is magerheid het gevolg van een zekeren aanleg, daar er gevonden worden, die bij voldoende rust en eene goede voeding toch mager blijven. Voor ’t overige zijn gezonde magere menschen doorgaans minder aan ziekten blootgesteld dan zwaarlijvige, vooral in de warme luchtstreek.