Onder dezen naam vermelden wij:
Giovanni Piétro Maffei, een geleerd schrijver van de orde der Jezuïeten. Hij werd geboren te Bergamo in 1535, ontving zijne opleiding te Rome en werd in 1563 hoogleeraar in de welsprekendheid te Genua en vervolgens secretaris der Republiek. Doch reeds na verloop van 2 jaren keerde hij terug naar Rome en trad er in de orde der Jezuïeten. Zijne Latijnsche vertaling der: „Historia de las Indias” van Joseph Acosta viel zoozeer in den smaak van cardinaal Hendrik van Portugal, dat deze hem naar Lissabon riep, en aldaar belastte met de vervaardiging eener algemeene geschiedenis van Indië, welke onder den titel: „Historiarum Indicarum libri XVI (1588, herdrukt in 1593)” in het licht verscheen. Hij keerde in 1581 terug naar Rome en overleed te Tivoli in 1603. Eene verzameling zijner Latijnsche geschriften verscheen in 1747 in 2 deelen.
Francesco Scipione, marchese Maffei, een der beste Italiaansche blij- en treurspeldichters. Hij werd geboren te Verona den 1sten Junij 1675, studeerde aan het collége der Jezuïeten te Parma en begaf zich in 1698 naar Rome, waar hij zich aan de dichtkunst wijdde en in de Académie der Arcadiërs opgenomen werd. Later trad hij in de krijgsdienst, nam onder zijn broeder Alessandro deel aan den Spaanschen Successie-Oorlog en was in 1704 als vrijwilliger tegenwoordig bij den slag van Donauwörth. Liefde tot de wetenschap deed hem echter naar Italië terugkeeren, waar hij zijne verhandeling: „Della scienza chiamata cavalleresca (1710)” in het licht gaf. Met Apostolo Zeno en Valisniéri vereenigde hij zich tot de uitgave van een critisch tijdschrift, waarin zij de kennis der buitenlandsche letterkunde in Italië zochten te bevorderen.
Tevens vestigde hij zijne aandacht op het tooneel; zijn treurspel: „Merope (1713)” vond grooten bijval, alsmede zijn blijspel: „La ceremonia.” Om de studie der Grieksche taal onder zijne landgenooten te doen herleven, beriep hij een geschikten leeraar, dien hij op zijne kosten te Verona onderwijs deed geven. De ontdekking van eenige belangrijke handschriften in de domkerk zijner geboorteplaats bragt hem tot de studie der oirkonden, waarvan zijn geleerd werk: „Verona illustrata (1731—1732; tweede druk 1792—1793, 8 dln” de vrucht was. Daarna volbragt hij eene reis naar Engeland, Nederland en Duitschland, en werd te Weenen door keizer Karel VI met de meeste onderscheiding bejegend. Hij overleed den 11den Februarij 1755 te Verona, waar later een gedenkteeken ter zijner eer verrees. Zijne gezamenlijke werken werden uitgegeven te Venetië in 1790 in 21 deelen. — Zijn broeder Alessandro, geboren te Verona in 1662 en overleden te München in 1730, streed tegen de Turken en tegen de Franschen en werd bij de belegering van Belgrado tot veldmaarschalk benoemd.