Löwendal (Ulrich Friedrich Woldemar, graaf von), de achterkleinzoon van Frederik III, koning van Denemarken, werd geboren te Hamburg den laten April 1700. Hij was de zoon van den vrijheer Woldemar von Löwendal (in 1704 als opperhofmaarschalk en minister te Dresden overleden), begon in 1713 in Polen zijne krijgsmansloopbaan als Keizerlijk soldaat en werd in 1714 kapitein. Nu trad hij als vrijwilliger in Deensche, doch in 1716 weder in Keizerlijke dienst en onderscheidde zich in den slag bij Peterwardein en bij de belegeringen van Temesvar en Belgrado. Daarna nam hij in Sardinië en Sicilië doel aan alle veldslagen van den oorlog van 1718 tot 1721.
Gedurende den vrede legde hij zich toe op de krijgskunde en trad daarna in dienst van koning Augustus van Polen, die hem tot veldmaarschalk en inspecteur-generaal der Saksische infanterie benoemde. Het overlijden van dezen monarch gaf hem gelegenheid om zich te onderscheiden door eene moedige verdediging van Krakau. In 1734 tot 1735 voerde hij bevel over de Saksische troepen aan de Rijn. Nadat hij voorts in dienst gekomen was van de Keizerin van Rusland, verwierf hij door zijn gedrag in de Krim en Ukraine zoo grooten roem, dat hem een kommando werd toevertrouwd. Daarna kwam hij in dienst van Lodewijk XV, werd in 1743 luitenant-generaal en onderscheidde zich in 1744 bij de belegering van Meenen, Yperen en Freiburg door beleid en moed.
In 1745 voerde hij bevel over het reservekorps in den slag bij Fontenoi en droeg niet weinig bij tot de overwinning. Daarna veroverde hij Gent, Oudenaerde, Ostende en Nieuwpoort, — nam in het volgende jaar Sluis, Sas-van-Gent en de overige vestingen in Staats-Vlaanderen, en maakte zich gereed tot verdediging van Antwerpen. De vesting Bergen-op-Zoom, tevoren voor onoverwinnelijk gehouden, veroverde hij den 16den September 1747 stormenderhand en ontving den maarschalkstaf. Hij overleed den 27sten Mei 1755. Zijne kennis van de krijgs- en versterkingskunst was zeer groot, alsmede die der oude en nieuwe talen, en terwijl hij door bescheidenheid en welwillendheid een aangenamen indruk maakte, behoorde hij tevens tot de voorstanders van luidruchtige vermaken.