Löwenhaupt (Adam Ludwig), een dapper Zweedsch generaal, geboren den 15den April 1659, studeerde te Lund en Upsala en later te Wittenberg en Rostock, trad in Beijersche dienst en streed als ritmeester tegen de Turken en Hongaren. Eerst in 1697 keerde hij naar Zweden terug, waar Karel XII hem tot bevelhebber benoemde van een pas geworven regiment. In den oorlog tegen de Russen vocht hij zeer voorspoedig en werd weldra generaal der infanterie.
Intusschen bragt in 1708, toen hij eene hulpbende van 16000 man naar den Koning wilde brengen, Peter de Groote hem bij Slop aan de Dnjepr eene nederlaag toe. Wél wist hij er zich doorheen te slaan, maar na den slag bij Poeltawa (1709) moest hij eene capitulatie sluiten, welke het overschot van het Zweedsche leger krijgsgevangen maakte in Rusland. Hij zelf bleef er 10 jaar gevangen, werd door Ulrike Eleonore bij hare troonsbeklimming tot rijksraad benoemd en overleed, nog vóór zijn terugkeer in zijn vaderland, den 12den Februarij 1719. — Karl Emil, graaf von Löwenhaupt, geboren in 1692, generaal in Zweedsche dienst en wegens de capitulatie van Helsingfors (1742) door den krijgsraad ter dood veroordeeld, deed eene vruchtelooze poging om te ontsnappen, en werd in 1743 onthoofd.