Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Liturgie

betekenis & definitie

Liturgie, in het Grieksch (openbare regeling), noemt men in het algemeen het geheel der godsdienstige handelingen en plegtigheden, welke de eeredienst uitmaken.

Zij omvat alzoo de vormen der openbare godsdienst. De handhavers daarvan droegen in Griekenland den naam van liturgen, en thans heet men in de practische godgeleerdheid de wetenschap, welke zich met de inrigting en het bestuur der openbare eeredienst bezig houdt, liturgiek. Deze is uit haren aard gesplitst in 3 deelen, namelijk in een leerstellig deel, hetwelk eene algemeene beschouwing bevat van den aard en het wezen der openbare eeredienst, — in een geschiedkundig deel, hetwelk de ontwikkeling van de vormen der openbare eeredienst behandelt, — en in een practisch deel, hetwelk de gevondene beginselen op de hedendaagsche eeredienst leert toepassen.

In de Oude Christelijke Kerk hadden de bisschoppen de bevoegdheid, de liturgie in hun bisdom te bepalen, en filiaal-kerken hielden zich gewoonlijk aan de liturgie der moederkerk. Langzamerhand openbaarde zich de wensch naar gelijkvormigheid, zoodat de kerkvergaderingen bepalingen omtrent de liturgie vaststelden. De vroegste sporen daarvan vindt men in de kerken van Spanje en Frankrijk. De godsdienstvorm was in de 14de eeuw reeds tot vastheid gekomen en er werden slechts formuliergebeden bijgevoegd, en ook toen reeds ontstond er eene volledige liturgie, wier oorsprong men in de gemeenten, door de Apostelen gesticht, van deze laatsten afleidde. Geene enkele liturgie uit die dagen is echter onveranderd in zwang gebleven.

Bunsen heeft in het geschrift: „Hippolytus und seine Zeit (1853, 2 dln)” eene poging aangewend, om de merkwaardigste oude liturgie in haar oorspronkelijken vorm te doen kennen. De Romeinen schrijven hunne liturgie toe aan Petrus, — de Christenen te Milaan aan Barnabas en Ambrosius, — en die te Alexandrië aan Marcus.

Na de verdeeling van het Romeinsche rijk ontstonden er nationale liturgieën, welke door bepaalde volken gebezigd werden. Uit oude liturgieën ontstonden voorts nieuwe, die aan de behoefte van den tijd beantwoordden. In de 5de eeuw was de liturgie van Basilius de Groote nagenoeg in geheel het Oosten ingevoerd. Naast deze vond echter ook die van Chrysostomus, van Constantinopel uitgaande, grooten bijval, en zij is thans nog in gebruik in de Grieksche Kerk.

Sedert de 6de eeuw beijverden zich de Pausen te Rome, om gelijkheid van eeredienst in alle aan hen onderworpene kerken tot stand te brengen, en tot dat einde verschenen onderscheidene: „Sacramentaria” of liturgische boeken. Men heeft een „Sacramentarium” van Leo I en van Gelasius II, alsmede een miscanon van Gregorius I. Ook voor bepaalde kerkelijke plegtigheden vervaardigde men liturgische boeken, die naar gelang van hunne strekking met de namen: Antiphonarium, lectionarium, baptisterium, evangeliarium, orationale, psalterium, sequentiale enz. werden bestempeld. Het woord „Sacramentarium” verwisselde men ook met „Officium”, en „Officialis liber” beteekende wat wij „agenda” zouden noemen. In de kloosters gold de uitdrukking „Officiën” voor de vastgestelde gebeden en voorgeschrevene oefeningen. Eene volkomene gelijkheid van liturgie hebben de Pausen nooit kunnen invoeren, zoodat daarin ook nu nog in verschillende landen en bij onderscheidene geestelijke orden een aanmerkelijk verschil heerscht. De liturgische boeken, in de R. Katholieke Kerk in gebruik, zijn hoofdzakelijk: het missale, het brevier, het martyriologium, het rituaal en het bisschoppelijk en pauselijk ceremoniaal.

In de Protestantsche Kerk werd Luther de hervormer der liturgie, doordien hij bij de openbare godsdienstoefening de grootste eenvoudigheid behartigde. Die eenvoudigheid was eene natuurlijke reactie tegen het kunstmatig stelsel van zinbegoochelende plegtigheden in de R. Katholieke Kerk, doch men oppert in onze dagen niet ten onregte de vraag, of de Protestantsche Kerk daardoor niet verviel tot een ander uiterste, hetwelk weinig bevredigend is voor het ontwikkeld schoonheidsgevoel van onzen tijd. Immers terwijl het liturgisch element in de Luthersche en Episcopale Kerk nog eenigermate behouden bleef, werd het nagenoeg geheel verworpen door Zwingli en Calvijn en alzoo door de Hervormde Kerk, zoodat deze in ons Vaderland zich zelfs lang verzet heeft tegen de invoering van orgels. Ook het algemeen gebruik der „Evangelische Gezangen” naast de „Psalmen” is niet zonder groote moeite tot stand gekomen. Over de liturgie der Nederlandsche Hervormde Kerk heeft men een merkwaardig geschrift van Mensinga in de verhandelingen van het Haagsch Genootschap (dl XI).

< >