Larochefoucault is de naam van een oud en vermaard Fransch geslacht, afkomstig uit het stadje van dien naam in de nabijheid van Angoulême. Tot de merkwaardigste leden behooren : Foucault de Laroche, de stamvader, die omstreeks het jaar 1026 leefde, — François de Larochefoucault, kamerheer van Lodewijk XII; hij hield in 1494 den lateren koning François I ten doop, werd in 1515 in den gravenstand opgenomen, en overleed in 1517, — François de Larochefoucault, een zoon van den voorgaande; hij was de eerste die den titel voerde van prins van Marsillac, en gedurende de godsdienstoorlogen stonden zijne nakomelingen aan de zijde der Protestanten. Voorts:
François VI, hertog de Larochefoucault, geboren den 15den December 1613. Zijne liefde voor de letterkunde spoorde hem aan om door eigen oefening in te halen, wat in zijne jeugd verzuimd was. Met de hertogin de Chevreuse, de vertrouwde van koningin Anna, was hij betrokken in de aanslagen tegen den cardinaal de Richelieu, zoodat hij tot aan den dood van Lodewijk XIII verwijderd bleef van het Hof. Daarna, dingende naar de hand van de hertogin de Longueville, nam hij deel aan de onlusten der Fronde en werd in de hoofdstad belegerd. Vervolgens keerde hij tot het ambteloos leven terug, vooral omdat zijne vriendin hem ontrouw was geworden. Zijne woning werd de verzamelplaats der schitterende vernuften van dien tijd, terwijl hij in welwillende verstandhouding leefde met madame de Lafayette.
Dagelijks begaven zich Boileau, Racine, Molière en madame de Sévigné naar zijn huis. Zijne : „Mémoires de la régence d’Anne d’Autriche”, waarin hij de geschiedenis van zijn tijd op eene meesterlijke wijze verhaalt, verschenen tegelijk met de „Mémoires de Lachastre (1662, Amsterdam 1723)”. In 1666 gaf hij zijne: „Maximes et réflexions morales” in het licht, die ook later en laatstelijk door Sainte Beuvne (1853) uitgegeven zijn. Hij overleed na eene langdurige ongesteldheid den 17den Maart 1680. Zijne „Oeuvres complètes” werden in 1818 door Depping, — zijne „Oeuvres inédites” in 1863 door Barthélemy uitgegeven. — Zijn zoon François VII, geboren den 15den Junij 1634, streed dapper in Vlaanderen, werd bij den overtogt over de Rijn zwaar gewond, en overleed als gouverneur van Poitou den 12den Januarij 1714.
Alexandre, hertog de Larochefoucault, een kleinzoon van laatstgenoemde. Hij werd geboren den 29sten September 1690, onderscheidde zich in de oorlogen ten tijde van Lodewijk XIV, voerde als generaal bevel in Spanje, en bewees in 1744 groote diensten bij den inval in de Nederlanden. Intusschen verwekte hij den nijd der hovelingen, zoodat hij van het Hof verwijderd werd, en den 4den Maart 1762 overleed. Zijne beide dochters traden in het huwelijk met neven uit een zijtak, en uit het huwelijk der oudste met den hertog d'Anville sproot:
Louis Alexandre, hertog de Larochefoucault en de Larocheguyon, geboren den 11den Julij 1743. Vóór de Revolutie was hij pair van Frankrijk, doch nam tijdig dienst bij het leger en werd door den adel der hoofdstad afgevaardigd naar de Generale Staten, waar hij aanstonds de zijde koos van den derden stand. Hij deed voorstellen tot afschaffing der slavernij, tot verkoop der kerkelijke goederen en tot herstelling der vrijheid van drukpers. Daar hij tot de gematigden behoorde, moest hij in 1792 de vlugt nemen uit Parijs. Hij werd echter in hechtenis genomen en overleed te Gisors den 14den September 1792 aan de gevolgen van een steenworp, dien hij bij het overbrengen ontving van het woedend gemeen.
François Joseph de Larochefoucault-Bayers, geboren te Angoulême in 1735. Hij werd in 1772 bisschop van Beauvais en ijverde als lid der Generale Staten voor de belangen van de geestelijkheid en van het Hof. Met zÿn broeder Pierre Louis, sedert 1782 bisschop van Saintes, werd hij door Chabot aangeklaagd wegens landverraad. Beide broeders namen de vlugt, doch werden gevat en den 2den September 1792 te Parijs afgemaakt.
Dominique de Larochefoucault, uit een zijtak gesproten en geboren in 1713. Hij werd in 1747 aartsbisschop van Alby, later bisschop te Rouen, en in 1778 cardinaal. Als afgevaardigde naar de Generale Staten verzette hij zich tegen elke hervorming, voegde zich bij de uitgewekenen, en overleed te Munster den 2den September 1800.
François Alexandre Frédéric, hertog de Larochefoucault-Liancourt, bekend als een ijverig menschenvriend en geboren den 11den Januarij 1747. Hij trad vroegtijdig in de krijgsdienst en reeds in 1764 in het huwelijk. Wegens zijn opregt karakter vond hij aan het Hof niet vele vrienden, zoodat hij zich op het kasteel Liancourt aan den landbouw wijdde. Hij stichtte er eene modélschool, die in 1788 den naam van Ecole des enfants de la patrie verkreeg, omdat behoeftige kinderen van soldaten er als kweekelingen werden opgenomen. In de vergadering der Generale Staten vertegenwoordigde hij den adel van Clermont en, schoon tot de voorstanders der hervormingsplannen behoorende, poogde hij het koningschap te handhaven. Bij de bewegingen van 12 Julij 1789 maakte hij den Koning bekend met den toestand der hoofdstad, en toen Lodewijk uitriep: „Alzoo een opstand!” hernam hij: „Neen, Sire, eene omwenteling!” In de Nationale Vergadering deed hij belangrijke mededeelingen over de ellende van het volk, over de armoede en over de verpleging in de hospitalen. Te midden der staatkundige beroeringen van 1790 stichtte hij op zijn buitenverblijf eene groote katoenspinnerij, en na het sluiten der Nationale Vergadering belastte men hem als luitenant-generaal met het kommando in Normandie. Toen het gevaar voor het Hof allengs dreigender werd, bood hij den Koning eene wijkplaats aan te Rouen en leende hem eene aanzienlijke som.
Na de catastrophe van 10 Augustus vlugtte hij naar Engeland en leefde hier in armoede, totdat hem in 1794 de overblijfselen van zijn vermogen werden teruggegeven. Daarop deed hij eene reis naar Noord-Amerika en schreef zijn uitmuntend werk: „Voyage dans les EtatsUnis d’Amérique fait en 1795—1797 (1798, 8 dln, en later)”. Na een togt door NoordDuitschland, de Nederlanden en Denemarken keerde hij na den 18den Brumaire in Frankrijk terug. Geruimen tijd vertoefde hij toen te Parijs, waar hij o. a. ijverde voor de toepassing der koepok-inenting. In 1800 verscheen zÿn werk: „Les prisons de Philadelphie”, waarin hij op verbetering der gevangenissen en op afschaffing der doodstraf aandrong. Napoleon behandelde hem echter als een fabrikant en gaf hem eerst in 1809 den hertogstitel terug.
Na de eerste Restauratie werd hij pair. Gedurende de Honderd Dagen zag hij zich gekozen tot afgevaardigde naar de Kamer van Gedeputeerden, en na de tweede Restauratie nam hij weder zitting in de Kamer der Pairs. 'Als voorzitter van het genootschap voor Christelijke zedekunde, als lid van den algemeenen raad voor het gevangeniswezen, voor den landbouw, voor fabrieken, voor hospitalen enz. betoonde hij een ongemeenen ijver. Zijn tegenstand tegen de staatkunde van het Hof was oorzaak, dat het ministérie hem in 1823 van alle openbare bedieningen beroofde. Daarentegen koos de Académie van Wetenschappen hem tot lid. Intusschen bleef hij onvermoeid in zijne weldadige pogingen en hield zich vooral bezig met de invoering van het wederkeerig onderwijs. Ook stichtte hij in Frankrijk de eerste spaarkas. hij overleed den 27sten Maart 1827, vier zonen achterlatende, van welke de oudste, François, geboren den 8sten September 1765, pair van Frankrijk en onder het Keizerrijk maréchalde-camp werd, en den 27sten November 1848 overleed.
Alexandre, graaf de Larochefoucault, een broeder van den laatstgenoemde, geboren in 1767. Hij trad in 1792 in dienst onder het kommando van Lafayette, doch moest als balling vlugten, omdat hij, evenals zijn vader, het ontsnappen des Konings had willen bevorderen. Eerst na den 18den Brumaire verliet hij zijne wijkplaats, en Napoleon, die hem hoogachtte, poogde hem aan zijn persoon te verbinden. In 1802 werd hij gevolmagtigde aan het Hof van Saksen, in 1805 gezant te Weenen en in 1808 in Holland. Na de Restauratie was hij bij herhaling lid van de Kamer van Gedeputeerden, werd in 1833 tot pair benoemd, en overleed den 2den Mei 1841.
Alexandre Jules, graaf de la Rochefoucault, een zoon van den voorgaande en geboren den 22sten Januarij 1796. Hij nam in 1812 dienst en ontving in 1819 den last om eene geschiedenis te schrijven van den oorlog in Duitschland. In 1828 werd hij adjudant van den hertog van Orleans en behield deze betrekking na de Julij-omwenteling. Nadat hij sedert 1830 als lid der Kamer was werkzaam geweest, nam hij in 1839 zitting in de Kamer der Pairs. Na de Februarij omwenteling van 1848 keerde hij tot het ambteloos leven terug, en overleed den 21sten April 1856. '
Frédéric Gaëtan markies de LarochefoucaultLiancourt, jongste zoon van den Hertog van dien naam en geboren den 5den Februarij 1779. Hij was onder het Keizerrijk werkzaam als prefect, voegde zich na de Restauratie aan de zijde der Bourbons, en werd in 1827 lid van de Kamer van Afgevaardigden, waar hij steeds optrad als verdediger der constitutionéle vrijheid. Voorts schreef hij verschillende letterkundige werken, zooals: „L’esprit des écrivains du XVIIIme siècle (1809)”, enz., en gaf de „Oeuvres complètes (1825)” van zijn vader in het licht. Na de Februarij-omwenteling van 1848 verliet hij het staatkundig tooneel, en overleed den 15den April 1863.
Ambroise Polycarpe de Larochefoucault, hertog de Doudeauville, tot een zijtak behoorende. Hij werd geboren den 2den April 1765, verliet zijn vaderland bij het uitbarsten der Revolutie en genoot geenerlei gunst onder het Keizerrijk. Lodewijk XVIII benoemde hem in 1822 tot inspecteur-generaal en in 1824 tot minister van het Koninklijk Huis. Niettemin verzette hij zich tegen het staatkundig beleid onder Karel X en legde zelfs in 1827 zijne betrekking neder. Na dien tijd wijdde hij zich aan zaken van algemeen belang. Na het verdrijven der oudere Bourbons deed hij ook afstand van het pairschap, en overleed in 1841.
Sosthènes, markies de Larochefoucault, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 15den Februarij 1785 en was in 1814 adjudant van generaal Dessolles en daarna van den graaf van Artois. Na de tweede Restauratie werd hij een ijverig lid van de zoogenaamde Chambre introuvable en handhaafde steeds zijne staatkundige beginselen. Hij overleed den 7den October 1864, „Mémoires” achterlatende, waarin hij zijne bedevaart naar Görz beschrijft (1835, 5 dln), benevens: „Pensées (1835)” en een staatkundig vlugschrift: „La vérité à tous (1839)”. —Zijn oudste zoon Augustin Marie Matthieu Stanislas, markies de Larochefoucault en hertog de Doudeauville, geboren den 9den April 1822, sneuvelde bij de verdediging van Chateaudun tegen de Duitschers op den 18den October 1870.