Lander, de ontdekker van den benedenloop der Niger, werd geboren in Cornwall in 1804 en, evenals zijn jongere broeder John, voor de boekdrukkerij bestemd. In 1825 echter voegde hij zich bij kapitein Clapperton, toen deze zich op last der regéring naar Afrika begaf, drong met hem door van de Golf van Benin tot aan Sakkatoe, waar Clapperton overleed, en keerde in 1828 naar Engeland terug. Zijn rapport over den togt van Clapperton bewoog de Britsche regéring om aan hem het voortgezet onderzoek naar den loop van de Niger op te dragen. Vergezeld door zijn broeder John volvoerde hij in 1830 dien last op eene uitstekende wijze, en uit zijne nasporingen bleek, dat de Quorra (de benedenloop van de Niger) zich met onderscheidene armen uitstort in de Golf van Benin.
De beide broeders werden echter door de Negers gevangen genomen en aan een slavenhandelaar verkocht, door dezen naar Kaap Formosa gebragt, doch aldaar door de krachtige bedreigingen van den scheepsgezagvoerder Lake uit Liverpool vrijgemaakt. Nu keerden zij naar Engeland terug, waar zij in Junij 1831 aankwamen, en bewerkten aldaar hun: „Journal of an expedition to explore the course and termination of the Niger (1832, 3 dln; 2de druk 1845)”. In 1832 ondernamen zij op nieuw een togt op de Quorra, maar werden er door de Negers verraderlijk overvallen en op de vlugt gejaagd. Richard Lander ontving een schot in de dij en overleed eenige dagen na zijne aankomst op het eiland Fernando-Po, en wel op den 16den Februarij 1834. Eene beschrijving van deze treurige expeditie is opgesteld door Laird en Oldfield en in 1837 in 2 deelen in het licht verschenen. — De jongere broeder John, geboren in 1807, ontving bij zijn terugkeer eene betrekking bij de belastingen, en overleed den 16den November 1839.