Lachner (Franz), een verdienstelijk componist, geboren den 2den April 1804 te Rain, een stadje in het koningrijk Beijeren, ontving van zijn vader onderwijs in de beginselen der muziek, bezocht op 12-jarigen leeftijd het gymnasium te Neuburg aan de Donau, en ging in 1822 naar München met het voornemen om zich onverdeeld aan de muziek te wijden. Weldra echter vertrok hij naar Weenen, waar hij onder de leiding van Stadler en Sechter zijne studiën met kracht voortzette, zich in het klavier- en orgelspel oefende en tot organist in de Evangelische kerk werd benoemd. In 1826 werd hij er kapélmeester aan een der schouwburgen, waar hij op loffelijke wijze werkzaam was, terwijl hij zich tevens verdienstelijk maakte door het stichten van philharmonische concerten. In 1834 ging hij als kapélmeester naar Manheim en in 1836 als hofkapélmeester naar München.
In 1852 aanvaardde hij de betrekking van muziekdirecteur-generaal in Beijeren, en als zoodanig heeft hij de ontwikkeling van den muzikalen smaak te München niet weinig bevorderd. Als componist volgt hij het classieke spoor van Haydn, Mozart en Beethoven. Van zijne talrijke compositiën noemen wij: Een achttal symphonieën, — stukken voor mannenkoor, — het oratorium: „Moses”, — de cantate: „Die vier Menschenalter”, — twee missen de opera’s: „Alidia”, „Die Burgschaft”, „Catarina Cornaro” en „Der Gusz des Perseus”, — en een aantal kwartetten en sonaten. — Zijn broeder Ignaz Lachner, geboren te Rain den llden September 1807, desgelijks een verdienstelijk componist, was aanvankelijk bij den voorgaande te Weenen, doch ging in 1831 als directeur der hofmuziek naar Stuttgart. Hij verwisselde na verloop van eenige jaren die betrekking met eene dergelijke te München, en ging in 1853 naar Hamburg als kapélmeester bij den stadsschouwburg. Daarna vertrok hij als zoodanig naar Stokholm en in 1860 naar Frankfort aan de Main. Van hem zijn o. a. de opera’s: „Der Geisterthurm” en „Die Regenbrüder”. — Ook beider jongste broeder, Vincent Lachner, geboren te Rain den 19den Julij 1811, schoon aanvankelijk bestemd voor den onderwijzersstand, bepaalde zich bij de muziek, en werd eerst organist te Weenen en toen kapélmeester te Manheim. Hij heeft onderscheidene ouvertures, een kwartet voor klavier en strijk-instrumenten, muziek voor „Turandot” van Schiller enz. geleverd.
