Kulm, in het Boheemsch Chlumec, een Boheemsch dorpje, 3 uren gaans ten noordwesten van Teplitz gelegen, is merkwaardig door den veldslag van 29 en 30 Augustus 1814, waarin de Verbondene Mogendheden de overwinning behaalden op een gedeelte van het groote Fransche leger onder van Damme. Eerstgenoemden rukten onder den prins von Schwarzenberg uit Bohemen naar Dresden, nadat Napoleon naar Silézië was getrokken , slechts eene geringe krijgsmagt achterlatende. Op het berigt daarvan keerde echter Napoleon terug en deed den 25sten Augustus des avonds generaal van Damme uit Stolpen voorwaarts trekken met 30000 man. Deze overschreed den 27sten bij Königstein de Elbe, sneed aan den regter vleugel der Verbonden Mogendheden den terugtogt af en rukte, bij de tijding aangaande de uitkomst van den slag bij Dresden, in Bohemen verder naar Teplitz, om er den wijkenden vijand in den rug te vallen.
Von Schwarzenberg was door de nederlaag van zijn linker vleugel genoodzaakt om over Dippoldiswalde en den kam van het Erzgebergte naar Teplitz terug te trekken en er zijne vroegere stelling te hernemen. De Russen onder graaf Barclay zouden den weg over Dohna en Gieszhübel naar Teplitz volgen, maar bewogen zich desgelijks over Dippoldiswalde, hetgeen aanleiding gaf tot eenige verwarring. Ook zond hij aan prins Eugenius van Wütrtemberg de tijding, dat hij zich, bijaldien de terugtogt over Peterswalde afgesneden was, langs Maxen bij het hoofdleger kon voegen; doch de Prins veroverde stormenderhand den Kohlberg en den hollen weg van Gieszhübel en bereikte Peterswalde den 28sten Augustus. Aan hem komt de eer toe, dat hij het leger gered heeft, en niet aan Ostermann, zooals velen hebben beweerd. In de dalkom van Kulm werd hij door de overmagt teruggedrongen. Daar vernam hij van den Koning van Pruissen, die in Teplitz was aangekomen, den hagchelijken toestand van het leger in het Erzgebergte, alwaar zich keizer Alexander bevond.
Het was dus van het hoogste belang eene positie te behouden, welke onmisbaar bleek voor de veiligheid van het leger. Heldhaftig verdedigden de Russen op den 29sten Augustus, bij den aanval van van Damme, elken voet gronds tot aan 11 uur des vóórmiddags. Op dat tijdstip verscheen, volgens opontbod van den Koning van Pruissen, een Oostenrijksch regiment dragonders, en daarna de Russische garde met 2 divisiën kurassiers onder bevel van grootvorst Constantijn. Door een moorddadig gevecht, waarin een kanonskogel Ostermann van zijn linkerarm beroofde, werd de positie bij Arbesau behouden. Toen het donker begon te worden, eindigde van Damme het gevecht, en hield stand bij Kulm, met zekerheid verwachtende, dat Napoleon of Mortier den volgenden ochtend zou opdagen. Wél was eerstgenoemde den 28sten Augustus met de garde tot Pima voortgerukt, maar wegens ongesteldheid en ten gevolge van het berigt van het verlies van den slag bij Groszbeeren naar Dresden teruggekeerd, werwaarts later, op zijn bevel, Mortier met de jonge garde moest volgen.
Inmiddels echter had zich de legerafdeeling onder bevel van Kleist volgens het plan van generaal Grolmann, chef van den generalen staf, van den bekrompen weg over den Geiersberg, reeds met soldaten gevuld, langs zijwegen naar den grooten weg van Peterswalde begeven. Ware Napoleon of Mortier uit Pirna derwaarts getrokken, Kleist zou verloren zijn geweest en van Domme had gezegepraald. Tevens had von Schwarzenberg, in de vlakte van Kulm gekomen, aan de Russen bij Arbesau versterking bezorgd en zich persoonlijk vergewist van de positie en de sterkte van den vijand. Dientengevolge werd besloten, dat men den 30sten Augustus van Damme zou aantasten; men deed Coloredo en Bianchi uit Dnx oprukken en zond bevel aan Kleist om den aanval te ondersteunen. Men zou om den linkervleugel van van Damme heentrekken, om hem tusschen Kulm en het gebergte in het naauw te brengen.
Bij het aanbreken van den morgen tastte Barclay den vijand aan, waarna Knorring, Colloredo en Bianchi de hoogten bestormden, die door den linkervleugel der Franschen waren bezet. Nog altijd wankelde de uitkomst, toen om 11 uur Kleist uit Nollendorf, vanwaar van Damme juist Fransche hulptroepen verwachtte, zich in den rug van den vijand wierp. Ingesloten in de dalkom van Kulm, poogde van Damme zich een uitweg te banen naar de zijde van Nollendorf, doch het gelukte slechts aan een klein gedeelde der ruiterij, aan de krijgsgevangenschap te ontsnappen. Van Damme en 3 generaals met 10000 man moesten zich overgeven, nadat zij een verlies hadden geleden van 81 stukken geschut en 5000 dooden. Bij Arbesau zijn door Pruissen, Oostenrijk en Rusland gedenkteekenen opgerigt ter verheerlijking van dien merkwaardigen slag.