Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Krauss

betekenis & definitie

Krauss (Johann Carl), een verdienstelijk geneeskundige, geboren te Ochringen den 6den October 1759, studeerde te Erlangen en te Straatsburg in de geneeskunde, werd officier van gezondheid bij de Badensche troepen in Nederlandsche dienst en promoveerde in 1785 te Harderwijk op eene: „Verhandeling over de voornaamste ziekten der krijgslieden en hare oorzaken.” In 1787 vestigde hij zich als geneesheer te Amsterdam en 20 jaren later benoemde koning Lodewijk hem tot hoogleeraar te Harderwijk. Hij aanvaardde die betrekking met eene redevoering: „Over het gebruik en misbruik der stelselmatige geneeskunde”. In 1810 legde hij het rectoraat neder met eene rede, waarin hij de beoefening der heelkunde aanprees, en in 1812 sprak hij als prorector: „Over de hulpe, die men, zonder aanstonds of geheel te wanhopen, aan stervenden, of aan hen, die voor dood gehouden worden, bewijzen moet”.

Na de opheffing der hoogeschool vertrok hij als hoogleeraar in de geneeskunde naar Leiden, en overleed aldaar den 19den Maart 1826. Hij was correspondent der Eerste klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, en schreef: „Afbeeldingen der fraaiste en meest uitheemsche boomen en heesters (1808)”, — „Strack, geneeskundige verhandeling over den dauwworm der kinderen (1791)”, — „Beginselen der kruidkunde (1811, 3 dln)”, — „Over den aard en de geneeswijze eener veeziekte, als in het jaar 1814 in de streken van Utrecht gewoed heeft (1814)”, — „Verhandeling over den aard en de werking der geneesmiddelen, welke ter bestrijding van zenuwkwalen worden aangewend (1814)", — en „Adumbrationes praxeos medicae (1820)".

< >