Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Knox

betekenis & definitie

Knox (John), de hervormer van Schotland, geboren in 1505 te Gifford bij Haddington, was reeds vóór 1530 leeraar in de godgeleerdheid en scholastieke wijsbegeerte aan de académie van St. Andrews.

Door het lezen en verklaren des Bijbels kwam hij tot vrijzinnige denkbeelden, en zag zich in die rigting versterkt door de lessen van Geurge Wishart en door de predikatiën van den monnik Williams tegen het Pausdom. Toen zich de Kerkhervorming in 1542 in Schotland uitbreidde, verkondigde hij in het zuiden des lands de nieuwe leer en vond bij de vervolgingen, die weldra een aanvang namen, bescherming in het huis van lord Douglas. Niettemin moest hij in 1542 eene schuilplaats zoeken bij de zaamgezworenen, die zich na het vermoorden van Beaton op het kasteel St. Andrews genesteld hadden. Hier vierde hij voor de eerste keer het avondmaal volgens de nieuwe denkbeelden. Weldra echter namen de Franschen de bezetting en ook hem krijgsgevangen en zonden hem naar de galeijen.

Na zijne bevrijding werd hij prediker in het Engelsche graafschap Berwick, en in 1551 kapellaan van koning Eduard VI. Hoewel het hem in Engeland gelukte, de vereering der hostie en de leer der transsubstantiatie af te schaffen was hij met de bestendiging van andere R. Katholieke gebruiken zoo weinig te vreden, dat hij in 1553 eene proostdij van de hand wees. Toen de R. Katholieke Maria den troon beklom, nam hij de wijk naar Genève, waar hij in zijne hervormingsgezinde gevoelens bevestigd werd. Wél aanvaardde hij in 1554 het leeraarsambt bij de Engelsche uitgewekenen te Frankfort aan de Main, doch deze waren zoozeer aan de voormalige kerkplegtigheden gehecht, dat hij zijne betrekking weldra nederlegde, In 1551 keerde hij naar Genève terug en spoedde zich vanhier naar Schotland, waar hij op het platte land rondreisde en de uitbreiding der Hervorming ongemeen bevorderde. De geestelijkheid noodigde hem wel uit om zich naar Edinburgh te begeven, doch durfde hem niet ter verantwoordingroepen, zoodat hij zijne prediking ongestoord kon voortzetten. Ontevreden over de geringe belangstelling, welke de nieuwe leer in zijn vaderland ondervond, aanvaardde hij in 1556 het leeraarsambt bij de Engelsche gemeente te Genève.

Nadat hij zich derwaarts begeven had, daagden de Schotsche Bisschoppen hem nogmaals voor hunne regtbank en veroordeelden hem tot den brandstapel. Uit Genève kwam hij van dat vonnis in beroep op een algemeen concilie, en poogde door krachtige zendbrieven aan de Schotsche gemeenten en aan den adel zijne afwezigheid te vergoeden. De partij der Schotsche Protestanten, onder den naam van Congregatio Christi vereenigd, bewoog hem in 1557 om naar Schotland terug te keeren. Door zijn reisgenoot ontmoedigd, keerde hij echter te Dieppe terug, wijdde zich te Genève aan de studie der godgeleerdheid, en bezorgde met eenige vrienden eene Engelsche vertaling des Bijbels. Voorts schreef hij aldaar zijn „Brief aan de Koningin-Regentes”, waarin hij de vooroordeelen tegen de Hervorming zocht te wederleggen, — zijn „Roepstem tot den adel en de standen van Schotland”, — en in 1558 het strijdschrift: „Eerste trompetgeschal tegen de verfoeijelijkevrouwenregéring”, waardoor hij zich niet slechts de vijandschap van de Regentes en hare dochter, maar ook later die van Elizaheth op den hals haalde. Niettemin keerde hij op aandringen zijner partij naar Schotland terug, juist toen de Regentes het besluit genomen had om alle Protestantsche leeraars te verdrijven. Daar hij nu vogelvrij verklaard was, verkondigde hij de leer, dat men in onregtvaardige zaken aan koningen geene gehoorzaamheid behoeft te betoonen.

De omstandigheid, dat na eene vurige rede, door hem in Mei 1559 in Perth gehouden, een priester zich gereed maakte om de mis te lezen, gaf aanleiding tot een opstand, die zich weldra naar alle kanten uitbreidde. De altaren en de beelden der R. Katholieken werden verbrijzeld, de kloosters gesloopt en de schatten der geestelijken onder de armen verdeeld. Knox ijverde, doch te vergeefs, tegen deze wanordelijkheden, terwijl zij juist aan hem werden toegeschreven. Hij nam echter ijverig deel aan den burgeroorlog tusschen de twee partijen. Terwijl de Regentes de Franschen te hulp riep, zocht Knox bijstand te bekomen van Engeland. Hij trok door de verschillende gewesten van Schotland en verlevendigde door zijne welsprekendheid den moed der Protestanten. Na den Vrede van 1560 smaakte hij de voldoening, dat de Hervorming in Schotland was tot stand gekomen. Hij aanvaardde nu het leeraarsambt te Edinburgh en verwierf door zijne krachtige taal grooten invloed.

Toen Maria Stuart in 1561 den Schotschen grond betrad poogde, zij den gevreesden hervormer gedeeltelijk door vleitaal, gedeeltelijk door bedreigingen aan haar belang te verbinden; doch al hare pogingen leden schipbreuk op de gestrenge naauwgezetheid van den ijverigen Knox. Hoewel hij niet zoo onverdraagzaam was als de hofredenaars der Koningin beweerden, gaf hij toch op den kansel zijn ongenoegen te kennen over het Papismus en de losbandige levenswijs der geestelijken. Toen de invoering der R. Katholieke godsdienst aan het Hof hem aanleiding gaf tot een beroep op den adel van Schotland, werd hij van hoogverraad beschuldigd, maar door de lords vrijgesproken. Het vrijmoedig openbaren zijner denkbeelden omtrent het huwelijk der Koningin met den R. Katholieken Darnley haalde hem nieuwe vervolgingen op den hals. Toen zij in 1566 Edinburgh bezocht, verliet hij de stad en keerde eerst terug nadat zij was afgezet.

De burgeroorlog, ter gunste der ongelukkige Koningin in 1571 ontstaan, beroofde hem nogmaals van zijn ambt. Toen hij in rustiger tijd (1572) naar Edinburgh terugkeerde, was hij reeds ziekelijk; na het houden van eene rede over de Parijsche Bloedbruiloft nam zijne ongesteldheid toe, en hij overleed den 24sten November 1572. Knox werkte meer door de kracht van zijn verstand en karakter dan door uitgebreide kennis. Hij bezat eene gevestigde overtuiging en eene stoute welsprekendheid, terwijl hij tevens eerbied inboezemde door zijn voorkomen.

Beter dan Luiker wist hij gebruik te maken van den staatkundigen toestand van zijn vaderland. Zijne oppervlakkige hardvochtigheid was het gevolg van zijne lotgevallen en ondersteunde zijne werkzaamheden als hervormer. Na zijn dood verscheen zijne „History of the reformation of religion within the realm of Scotland”, en bij de 4de uitgave van dit boek (1732) vindt men ook zijne overige werken.

< >