Kniaziewicz (Karel), een Poolsch generaal, geboren in 1762 en de telg van een adellijken stam uit Litthauen, ontving zijne opleiding bij het kadettenkorps te Warschau en zag zich in 1778 geplaatst bij de artillerie.
Gedurende den oorlog tegen Rusland in 1792 verkreeg hij bij Dubiënka den rang van majoor, doch verloor dien, toen koning StanisIaus Poniatowski zich aan keizerin Catharina onderwierp. Toen 2 jaren daarna Madalinski op nieuw de vaan der onafhankelijkheid verhief, schaarde Kniaziewicz zich aanstonds aan zijne zijde. Hij werd kolonel, 2 maanden later generaal en onderscheidde zich bij de verdediging van Warschau. In den slag van Maciejowice voerde hij het bevel over den linker vleugel die het langst stand hield. Hij werd krijgsgevangen en smachtte in den kerker tot aan de troonsbeklimming van Paul. Toen generaal Dombrowski in Italië een Poolsch legioen vormde, begaf hij zich in het geheim naar Bonaparte (1796), die hem aanstonds met het bevel over dat legioen belastte. Daarmede nam hij deel aan de krijgstogten naar Rome en Napels en bevond zich ten laatste aan het hoofd van een korps. Tot belooning zijner dappere daden zond generaal Championnet hem met 60 veroverde vaandels naar Parijs.
Na den slag van Marengo vormde hij aan de Rijn een nieuw Poolsch legioen, waarmede hij lauweren behaalde in den slag bij Hohenlinden. Toen Bonaparte na den Vrede van Luneville de Poolsche legioenen afdankte, vertrok Kniaziewicz naar zijne goederen en trad in het huwelijk. In 1806 wees hij het voorstel van keizer Alexander, om een Poolsch leger tegen Frankrijk te vormen, van de hand, en na dien tijd werd hij door de Russische policie gestreng bewaakt. Toen echter in 1812 het groote Fransche leger over de Niemen was getrokken, voegde hij zich daarbij en werd bij den generalen staf van den Koning van Westfalen geplaatst. Later ontving hij het bevel over de 18de divisie, onderscheidde zich bij Smolensk en aan de Moskwa, bereikte bij den terugtogt, met zware wonden bedekt, de Oostenrijksche grenzen, waar hij op de goede ontvangst bij eene bevriende mogendheid meende te kunnen rekenen, maar werd, toen Oostenrijk zich met Rusland en Pruissen verbonden had, aanstonds krijgsgevangen verklaard.
Na den Vrede van Parijs nam hij, door Alexander daartoe uitgenoodigd, deel aan de werkzaamheden van het oorlogscornitè, dat zich met de organisatie van een nieuw Poolsch leger bezig hield. Kniaziewicz verlangde in de eerste plaats de staatkundige zelfstandigheid van Polen, doch daar het Congrès te Weenen daarover nog geene uitspraak gedaan had, vroeg hij onder een krachtig protest zijn ontslag. In datzelfde jaar begaf hij zich naar Dresden, alwaar hij onder de daar aanwezige Polen eene populariteit genoot, welke de Russische regering met onrust vervulde, zoodat zij na de Russisch-Poolsche zamenzwering van 1825 zijne uitlevering eischte. Deze werd geweigerd, doch Kniaziewicz niettemin in hechtenis genomen. Nadat hij 8 maanden in de vesting Königstein had doorgebragt, stelde men hem weder op vrije voeten. Wegens zijn 70-jarigen ouderdom kon hij bij den Poolschen opstand van 1830 de wapens niet voeren. Men belastte hem met eene zending naar Parijs, die evenwel niets anders dan teleurstelling opleverde. Na dien tijd bleef hij in Frankrijks hoofdstad, en overleed aldaar in Mei 1842.