Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kagchel

betekenis & definitie

Kagchel (Een) noemt men in het algemeen eene inrigting, waarin men door verbranding warmte ontwikkelt, ten einde deze aan bepaalde voorwerpen of aan den dampkring van een vertrek mede te deelen. Een kagchel moet van onder eene opening hebben, opdat de luchtstroom tot de brandstof kan doordringen, en hooger op eene in den schoorsteen of in de opene lucht uitkomende pijp tot afvoer van de gassen, door de verbranding ontstaan. Door het verruimen of vernaauwen dier openingen wordt de verbranding — het trekken — geregeld.

Is de lucht in de kagchelpijp door de warmte ijler geworden, dan snelt de koudere lucht uit de kamer langs de brandstof heen derwaarts. Deze vermindering van lucht moet door ventilatie worden aangevuld of door het verkoken van water, daar (te waterdamp zuurstof bevat, om in het verlies van deze te voorzien.

Kagchels dienen tot verschillende oogmerken. Men gebruikt kookkagchels tot het koken van water en het bereiden van spijzen: zij worden met turf, hout, cokes of steenkolen en ook wel met gas verwarmd. In de kamers heeft men opene kagchels, ook wel haarden genoemd, en digte kagchels. Doorgaans zijn zij van ijzer, — ook wel van porselein. Digte kagchels zijn gewoonlijk enkelvoudige of bekleede kolomkagchels, en van deze laatsten is de bekleeding meestal vierkant.

De beste kagchels zijn zoodanige, die met de minste brandstof de meeste warmte geven en tevens de luchtverversching onderhouden. Het spreekt van zelf, dat de kagchels naar gelang der brandstof, die men wenscht te gebruiken, verschillend zijn ingerigt, en dat hare grootte afhankelijk is van het warmtebedrag, hetwelk zij moeten verschaffen. In het zuiden van ons werelddeel zijn kagchels nagenoeg onbekend, doch in het noorden vormen zij er een onmisbaar wapen tegen de koude van den langdurigen winter. In Rusland wordt doorgaans met ééne kagchel het geheele huis gelijkmatig verwarmd.

< >