Identiteit is eene wijsgeerige uitdrukking voor de gelijkheidsverhouding.
De stelling der logische identiteit (principium identitatis) luidt aldus: „Ieder begrip is gelijk aan zich zelf (A=A).” Voor zoover begrippen eenige kenmerken onderling gemeen hebben en andere niet, staan zij in onderlinge verhouding van betrekkelijke identiteit. Zoo is het met de begrippen tijger en leeuw, omdat beide viervoetige, tot het kattengeslacht behoorende zoogdieren zijn. In de wiskunde noemt men identisch wat in grootte en vorm onderling overeenkomt. Twee uitdrukkingen zijn identisch, wanneer zij uit dezelfde grootheden bestaan en tot denzelfden vorm herleid kunnen worden. Aan de wijsbegeerte van Schelling en Hegel geeft men den naam van identiteitsphilosophie, omdat zij het absolute wezen of het beginsel van al het bestaande beschouwen als de identiteit van onze oorspronkelijke begrippen, namelijk van de begrippen van subject en object, van het ideale en reéle, van den geest en van de natuur, van het denken en van het zijn.
