Hué of Hoeé, ook Foe-Thoea-Thien, ThoeaThien of Foesjoean genaamd, de hoofdstad van Annam in Achter-Indië en tevens de voornaamste handelsplaats van Cochinchina, ligt aan de rivier van dien naam, 2 geogr. mijl van de kust, en telt tusschen de 60- en 80000 inwoners, die zich bezig houden met handel en nijverheid. De stad is door Fransche ingenieurs ongemeen versterkt. Zij heeft voortreffelijke buiten- en binnenwerken, eene citadèl voor 40000 man, een muur ter hoogte van 20 Ned. el, breede grachten, eene uitmuntende geschutgieterij en groote magazijnen, arsenalen en scheepstimmerwerven, aan een door de stad gelegd kanaal zich verheffend. Men vindt in het arsenaal een artillerie-muséum met modéllen van alle Europésche kanonnen.
Op de werven bouwt men oorlogschepen in Européschen trant. De Koning bewoont er een ruim en versterkt paleis, terwijl de meeste woningen er van bamboes vervaardigd zijn. Vóór de haven ligt er eene baai, alwaar het water bij springvloeden eene diepte heeft van 4 Ned. el.