Hope (Thomas), een ijverig voorstander der beoefening van kunst en oudheidkunde, werd geboren te Londen in 1774. Hij was afkomstig van den jongeren tak — nog steeds in ons Vaderland in het bekende handelshuis bloeijende — van den oud-Schotschen stam Hope of Craig-Hall, deed reeds op jeugdigen leeftijd reizen in Europa, Azië en Afrika en verzamelde eene menigte teekeningen naar belangrijke gebouwen en beeldhouwwerken. In Engeland trok hij het eerst de algemeene aandacht door een open brief aan J. Annesley, waarin hij het ontwerp van Wyatt voor een gebouw ten behoeve van het college-Downing te Cambridge aan eene scherpe en degelijke critiek onderwierp. Veel opzien baarden voorts de inrigting en versiering van zijn huis te Londen en van zijne villa te Deepdene bij Dorking.
Er bestaat eene plaat van het eerste in de „Public buildings of London” van Britton en Pugin, en hij zelf gaf afbeeldingen van zijn huisraad in het licht in de „Household furnitures and internal decorations (1805)”. Nadat hij voorts de werken: „The costumes of the ancients (1809, 2 dln)” — en „Designs of modern costumes (1812)” in het licht gegeven had, schreef hij den roman: „Anastasius or the memoirs of a modern Greek (1819, 3 dln)”, die met ongemeenen bijval ontvangen werd. Hij overleed den 3den Februarij 1831, en na zijn dood verscheen nog zijne verhandeling: „On the origin and prospects of man (1831)”. — Zijn oudste zoon, Henry Thomas Hope, was lid van het Parlement, en overleed in 1852, — en een jongere zoon, Alexander James Beresford Hope, geboren in 1820 en desgelijks lid van het Parlement, schreef: „Essays (1843)”, — en „English cathedrals in the 19th century (1861)”. Ook is hij mede-eigenaar van den „Saturday Review”.