Hoos. Wanneer twee luchtstroomen onder een niet al te kleinen hoek elkander ontmoeten, ontstaat bij hunne vereeniging eene wervelende beweging, welke die stroomen bij hunne vereeniging spiraalsgewijs doet klimmen. Bij die omdraaijing namelijk worden de luchtdeeltjes van de as verwijderd, en de hierdoor ontstaande ijlheid aangevuld door luchtdeeltjes uit den naasten omtrek. Die deeltjes zijn in ’t grootst getal aanwezig in de onderste luchtlaag, zoodat vooral de daar voorhandene voorwaarts schieten en tevens oprijzen, daarbij allerlei voorwerpen, die zij op de oppervlakte der aarde aantreffen, met zich sleurende. De hoos heeft alzoo eene dubbele beweging, namelijk eene schroefvormige om hare as en eene voortschrijdende in de rigting der resultante van de krachten der beide luchtstroomen.
Eene hoos kan evenzeer in de hoogere gewesten des dampkrings ontstaan. Zweeft zij voorts over de zee, dan brengt zij ook het water in eene wervelende beweging en doet het kegelvormig oprijzen, zoodat zij daarmede 2 kegels vormt, met de toppen naar elkander gekeerd. Zulk eene waterhoos wordt dan wel voortgesleurd over het land, zoodat velerlei visschen aldaar nederdalen. Zij kan soms geweldige verwoestingen aanrigten, zooals de ervaring, bijv. in de jaren 1832 en 1843 in Noord-Brabant, geleerd heeft. Ook op zee is zij zeer gevaarlijk. Dikwijls gaat zij vergezeld van bliksemvuur en donderslagen; trouwens het is niet vreemd, dat door zulk eene geweldige beweging electrieiteit in den dampkring ontwikkeld wordt.