Hippo, gewoonlijk Hippo Regius geheeten om deze stad van andere van dien naam te onderscheiden, in Numidië aan de Middellandsche Zee gelegen, was oorspronkelijk eene volkplanting der Carthagers en werd ten tijde van den eersten Punischen Oorlog door den Numidischen koning der Massyliërs veroverd en tot residentie verheven. Sedert den tijd van Massinissa was zij bij afwisseling met Cirta (Constantine) de hoofdstad van geheel Numidië, en in 46 vóór Chr. werd zij door Caesar aan de Romeinen onderworpen, — voorts door Augustus in eene Romeinsche kolonie herschapen. Vermoedelijk was zij door een kanaal, waarvan men nu nog sporen ontwaart, met Aphrodisium verbonden en bezat zij als haven eene kleine baai aan den mond der Sebus, — eene baai die in den loop der eeuwen verzandde, doch in den laatsten tijd door de opgezwollen wateren der rivier weder op de vroegere diepte gebragt is. De stad bloeide in de eerste eeuwen onzer jaartelling door een levendigen handel in slaven, ivoor, goudzand, kurk, specerijen en citrushout en was het middelpunt der Noord-Afrikaansche beschaving.
Men had er beroemde openbare scholen, prachtige schouwburgen, waterleidingen, paleizen en tempels, die later in Christelijke kerken en kloosters werden veranderd. In de geschiedenis der Christelijke Kerk vervult deze stad eene merkwaardige rol als de belangrijkste Afrikaansche bisschopszetel na Carthago. Behalve den beroemden kerkvader Augustinus, die er gedurende de belegering door de Wandalen den 28sten Augustus 430 overleed, telde zij vele andere heiligen en martelaren. Door de Wandalen werd zij na eene belegering van 11 maanden veroverd en met uitzondering van de bisschoppelijke hoofdkerk en het huis van Augustinus door de vlammen vernield. Weldra echter verrees zij uit hare asch.
Reeds den 11den Februarij 435 sloot Geiserik er den vrede met Rome. Eene eeuw later viel zij met al de schatten van koning Gelimer in de handen van Belisarius. Eindelijk werd zij in 647 geheel en al verwoest door de Mohammedanen op bevel van khalif Othman, waarna de ingezetenen iets noordelijker eene andere stad bouwden, die den naam ontving van Anaba of Belad-el-Aneb, het hedendaagsche Bona. Op de uitgebreide bouwvallen der oude stad en wél op de plek, waar de overblijfselen van den heiligen Augustinus ontdekt zijn, heeft men eenige jaren geleden een marmeren altaar gesticht, dat als bedevaartsplaats door velen wordt bezocht.