Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hellenbroek

betekenis & definitie

Hellenbroek (Abraham), een Voetiaansch godgeleerde en nog altijd een man van gezag bij vele orthodox-gereformeerden in Nederland, werd geboren te Amsterdam den 3den December 1658, en was achtervolgens predikant te Zwammerdam, Zwijndrecht, Zalt-Bommel en Rotterdam, ontving in 1728 het emeritaat, en overleed den 16den December 1731. Hij was een vroom en gemoedelijk Christen, ijverig in het verklaren des Bijbels, doch hij deed dit op Voetiaansche wijze, namelijk door aan alle uitspraken eene geestelijke beteekenis toe te kennen. Hij was, even als Borstius en Brakel, tevens een uitstekend kanselredenaar.

Vooral behaalde hij grooten roem door zijn „Voorbeeld der Goddelijke waarheden voor eenvoudigen, die zich bereiden tot de belijdenis des geloofs” — een boekje, dat althans 30 maal gedrukt werd. Het verscheen in 1706 en werd in 1759 uitgebreid, waarna het den naam van „Groot-Hellenbroek” ontving, — ja, het werd in 1798 door zekeren D. van Wijngaarden, onderwijzer, koster en voorzanger te Willemstad, op rijm gebragt. Hellenbroek schreef voorts: „De Evangelische Jesaia enz. (1702; 2de druk 1736, 4 dln)”, — „Het Hooglied van Salomo, verklaard en vergeestelijkt (1718; 2de druk 1736)”, — „Bijbelsche Keurstoffen (1735, 2 dln)”, — „Kruistriomph van vorst Messias enz. (1745 en later)”, — „Nuttige mengelstoffen (1742 en later)”, — en „Lijkpredikatie op W. à Brakel (1737 en later)”.

< >