Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hebraeërs

betekenis & definitie

Hebraeërs (De brief aan de) of Hebreën is de naam van een merkwaardig geschrift, onder de boeken des Nieuwen Verbonds opgenomen. In het Oosten werd die brief reeds vroeg aan den apostel Paulus toegekend, doch in het Westen heeft men zijne echtheid tot aan het einde der 4de eeuw in twijfel getrokken. Sedert Luther, die Apollos voor den schrijver hield, is de Paulinische oorsprong van dit geschrift door vele Protestanten bestreden en door de nieuwere critiek op degelijke gronden verworpen. De schrijver is onbekend, en het is zelfs onzeker, voor wie hij zijn brief bestemd heeft: volgens sommigen voor de Christenen uit de Israëlieten in Palaestina, die hij Hebraeërs noemde, volgens anderen voor de Israëlietisch-Christelijke gemeente te Alexandrië, volgens nog anderen voor de Christenen te Rome.

Ook de tijd, waarop deze brief geschreven werd, is nog altijd eene verborgenheid. Daar de schrijver van den tempel te Jérusalem spreekt, hebben velen gemeend, dat de brief vóór de verwoesting van dat gebouw is opgesteld, doch anderen hebben reden voor hun gevoelen, dat hij na die gebeurtenis geschreven werd. De briefschrijver zocht de Christenen uit de Israëlieten te overtuigen van de noodzakelijkheid der opheffing van de oud;Israëlietische offerdienst, betoogende dat het Oude Verbond eene voorafschaduwing is van het Nieuwe, gesloten door het bloed van Christus als den volmaakten hoogepriester en de volkomene offerande. Het schrijven verplaatst ons dus in een tijd, toen de gehechtheid aan de plegtigheden der Mozaïsche eeredienst het meest de aanneming van het Christendom verhinderde. Het gaat uit van de bekendheid der leer van Paulus en is in den vorm der brieven van dien apostel opgesteld, hoewel de schrijver geenszins bepaald de Paulinische rigting volgt. Althans het hoofddenkbeeld in de evangelieverkondiging van Paulus, dat de voorregten van het Christendom evenzeer voor de Heidenen als voor de Israëlieten bestemd zijn, blijft hier onaangeroerd. Belangrijke commentaren op dezen brief zijn die van Bleek (1828—1840) en die van Lünemann (2de druk, 1861).

< >