Haxo (François Nicolas Bénoît, baron), een uitstekend Fransch genie-officier, de telg van een Poolschen stam en geboren in Lotharingen den 24sten Junij 1774, was reeds vroeg in Fransche dienst en streed in het revolutionaire leger aan de Rijn en in Zwitserland. Als kapitein versterkte hij Bitsch en Genève en onderscheidde zich als bataljonschef bij de tweede belegering van Saragossa (1809), zoodat hij als kolonel deelnam aan den oorlog in Duitschland. Daarna verwierf hij grooten roem in Spanje door de snelle verovering der vesting Mequinenza, werd bevorderd tot brigade-generaal, vergezelde Napoleon als adjudant op den veldtogt naar Rusland, en verkreeg in den slag bij Mohilew den rang van divisie-generaal. Nadat hij in 1813 met groot beleid de vestingwerken van Hamburg voltooid had, werd hij toegevoegd aan Vandamme, die een inval deed in Bohemen, kwam met dezen in den slag bij Kulm in gevangenschap, doch herkreeg na den Vrede van 1814 de vrijheid.
Lodewijk XVIII gaf hem talrijke blijken van vertrouwen, benoemde hem tot kommandeur van het Legioen van Eer en plaatste hem aan het hoofd der Koninklijke garde. Bij den terugkeer van Napoleon voegde hij zich echter bij dezen en nam deel aan den veldtogt van 1815. Ook na de tweede Restauratie werd hem vergiffenis geschonken. Hij was werkzaam als lid van den krijgsraad, die over generaal Lefèbvre-Desnouettes oordeelen moest, en stemde voor den dood van zijn voormaligen krijgskameraad, waarna de regéring hem benoemde tot inspecteur-generaal der genie. Na de Julij-revolutie behoorde hij tot de eersten, die de nieuwe orde van zaken huldigden. In November 1832 werd hem, onder het opperbevel van Gérard, de leiding toevertrouwd der belegering van de citadél van Antwerpen, waarbij hij schitterende blijken gaf van zijne krijgskundige bekwaamheid. Lodewijk Philips benoemde hem tot pair, doch dan alleen woonde hij de zittingen bij, wanneer gehandeld werd over de versterking van Parijs. Hij overleed den 27sten Junij 1837.