Hasjisj noemt men in een gedeelte van Turkije en in Syrië eene uit de fijnste deelen der hennepplant bereide zelfstandigheid, welke dient, om bij den gebruiker de vatbaarheid voor zingenot te verhoogen. De toppen en bloemen der hennepplant worden in water gekookt, en men voegt er boter bij, om aan de vloeistof de lijvigheid van stroop te geven. Daarna wordt dit mengsel gefiltreerd, hetwelk na afkoeling eene groene kleur verkrijgt.
Om den onaangenamen smaak weg te nemen, vermengt men het met kamfer, kruidnagels, muskaatnoot en foelie, — voorts ook wel met muskus en amber, zoodat het op eene soort van conserf gelijkt. Men noemt deze aan de kust van Barbarije „el mogin", en in Arabië „dawamese”. Zij wordt tegen hoogen prijs verkocht, in den vorm van pillen ingenomen of met de bloesem der hennepplant in eene pijp gestoken en gerookt.