Guaco is de naam eener plant, welke in Columbia en Venezuela groeit en bladeren draagt, aan wier sap het onfeilbaar vermogen wordt toegekend, om den beet der vergiftigste slangen onschadelijk te maken. Het werkt op slangen bedwelmend, ja, zij sterven onder hevige stuiptrekkingen, wanneer men ze dwingt, er eenige droppels van te verzwelgen. Een en ander wordt bevestigd door wetenschappelijke reizigers, zooals Jacquin en von Humboldt. Laatstgenoemde gaf aan die plant, tot de familie der Zaâmgesteldbloemigen behoorende, den naam van Mikania Guaco.
Volgens hare kenmerken komt zij overeen met het geslacht Eupatorium, en het is bekend, dat Y. ayapanum Vent., op Java en in Brazilië groeijende, desgelijks als tegengif tegen het gif der slangen gebezigd wordt. Het schijnt voorts, dat men die eigenschap ook vindt in Aristolochia anguicida, volgens Hancock de echte guaco. Van beide gewassen vindt men afbeeldingen en beschrijvingen in de „Flore pittoresque et médicale des Antilles” van Descourtilz, op de Koninklijke Boekerij te ’s Hage aanwezig. Men beweert, dat men gerust de vernijnigste slang bij zich kan dragen, wanneer men zich met het sap van eene dier planten laat inenten en maandelijks gedurende eenige dagen een lepel vol daarvan inneemt. Dit wordt ook medegedeeld door Teenstra in zijn werk: „De Nederlandsche West-Indische eilanden”. De plant, aldaar door hem vermeld als te Curaçao gezien, is waarschijnlijk de Mikania. Ook is het merkwaardig , dat van het geslacht Aristolochia verschillende soorten door de Egyptische goochelaars worden aangewend, om de slangen, welke zij vertoonen, in een staat van bedwelming te brengen en alzoo onschadelijk te maken.