Greve. Onder dezen naam vermelden wij :
Anthonie Greve, een verdienstelijk Nederlandsch waterbouwkundige, geboren te Werkendam den 13den November 1796. Na eene ijverige oefening werd hij reeds den 3den October 1810, na afgelegd examen, benoemd tot landmeter bij het kadaster, den 18den Mei 1812 tot landmeter 2de klasse, waarna hij belast werd met opmetingen in het departement Monden van de Maas, en den Uten Augustus 1813 tot landmeter lste klasse bij het kadaster in het departement Ooster-Eems, waar hij geplaatst bleef tot aan de Omwenteling, die in datzelfde jaar een einde maakte aan de kadastrale bezigheden.
In den winter van 1813 op 1814 was hij toegevoegd aan den hoofd-ingenieur van den Waterstaat van Diggelen te Woudrichem, terwijl hij tevens dienst deed bij den kommandant der artillerie van Koey gedurende het beleg van Gorinchem, waarna hij van 1 Mei 1814 tot 17 Mei 1815 zich bevond op het bureau van den inspecteur-generaal Blanken te Amsterdam. Daarna was hij omstreeks een jaar werkzaam bij den aanleg der inundatie-werken van de vesting Gorinchem, en van 1816 tot 1822 bij verschillende zaken van Waterstaat en Publieke Werken. Voorts zag hij zich benoemd tot opzigter en conducteur van het korps ingenieurs van den Waterstaat en mede belast met het forméren der projecten van de werken van het Noord-Hollandsche Kanaal.
Den lsten September 1825 ontving hij, na afgelegd examen, eene benoeming tot ingenieur 2de klasse te Brielle en daarna te Gorinchem, en in dien tijd werd het Kanaal van Voorne onder zijne leiding gegraven. Achtereenvolgens zag hij zich nu aangesteld den 16den Julij 1834 tot ingenieur van den Waterstaat 1ste klasse (eerst te Gorinchem, daarna te ’s Hage, den llden Januarij 1852 tot hoofd-ingenieur van de Waterstaat 2de klasse in het 10de district, en den 6den April 1854 tot hoofdingenieur 1ste klasse in datzelfde district, waarna hij den 15den December 1857 te ’s Hage overleed.
Deze verdienstelijke man was een der oprigters van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs en lid van den raad van bestuur van dit genootschap, zag zich in 1843 benoemd tot member of the Institution of Civil Engineers in Engeland, in 1846 tot lid van het Bataafsch Genootschap van Proefondervindelijke Natuurkunde te Rotterdam, hetwelk in 1844 de dubbele gouden medaille en in 1853 de gouden medaille en eene premie van honderd gulden aan prijsantwoorden van Greve toekende, in 1849 tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, en in 1854 tot lid van den gemeenteraad van ’s Hage en tevens tot lid van de Commissie van Fabricage. Een huwelijk, in 1829 gesloten, schonk hem 16 kinderen, van welke bij zijn overlijden nog 11 in leven waren.
Egbert Joan Greve, een Nederlandsch geleerde, geboren te Deventer den 4d«n October 1754. Hij bezocht aldaar de Latijnsche school en het Athenaeum, legde zich vooral toe op de Oostersche talen en begaf zich vervolgens naar Leiden, waar hij ijverig gebruik maakte van de Arabische handschriften van het Legatum Wamerianum. In 1783 werd hij tot proponent bevorderd, maar ontving wegens zijne vrijzinnige godsdienstige en staatkundige denkwijze geen beroep. Een professoraat in de Oostersche talen aan het Athenaeum te Deventer, hem bij de omwenteling van 1795 aangeboden, wees hij van de hand, doch in het begin van 1796 werd hij door het district Winterswijk gekozen tot lid van de Nationale Vergadering. Hij was er met ijver werkzaam en ontving in 1797 eene benoeming tot hoogleeraar in de Oostersche talen aan de académie te Franeker. Hij wijdde zich met zooveel ijver aan de bezigheden zijner betrekking, dat zijn ligchaamsgestel er meer en meer onder gebogen ging. Op een familiebezoek, dat hij te Harlingen aflegde, werd hij door eene zenuwkoorts aangetast, die hem den 13den Augustus 1811 wegrukte. Hij schreef: „Ultima capita Jobi ad Graecam versionem recensita etc (1782 en 1791 2 dln)”, — „De Brieven van den Apostel Paulus aan de Efeziërs, de Colossers en de eerste aan Thimótheus, nevens den brief aan Philemon enz. (1790)”, — „Vaticinium Nahumi et Habacuci (1793)”, — „De Brieven van den Apostel Paulus aan de Romeinen, Corinthiërs en Galaten enz. (1794—1811, 4 dln)”, — „Van de staatszorg der Overheid voor den godsdienst, en de vrijheid der Christenkerk in Nederland (1804)”, — en „Vaticiniorum Jesaiae volumen postremum etc. (1810)”.
Petrus de Greve, een Nederlandsch regtsgeleerde. Hij werd geboren te Arnhem den 25sten Augustus 1621 en was de telg van een aanzienlijk geslacht. Hij studeerde te Harderwijk en te Franeker in de regten, vestigde zich als advocaat te Leeuwarden en aanvaardde het hoogleeraarsambt in de regten aan de Geldersche hoogeschool op den 12den April 1648. In 1655 vertrok hij naar Nijmegen, waar hij als leeraar in de regten aan het gymnasium werkzaam was en tegen het einde van 1677 overleed. Zijne groote geleerdheid wordt door zijne tijdgenooten zeer geroemd. Hij schreef: „Exercitationes ad Pandectorum loca difficilliora (1663 en later bij herhaling)” , — „Collegium juridicum publicum ad Pandectorum loca difficilliora (1653)”, —„Dissertationes anniversariae de domino (1659)”, — en „Dissertationes ad Institutionum Imperiaiium loca difficelliora (1668)”.