Godegisel, de tweede zoon van Gondioch, koning van Bourgondië, verkreeg na den dood zijns vaders, omstreeks het jaar 470, het gebied, waaruit later Franche Comté en de Fransch-Zwitsersche cantons ontstonden. Met zijn ouderen broeder Gondebald, die de beide jongste broeders van bun erfdeel beroofd had, leefde hij aanvankelijk in goede verstandhouding, maar toen hij voor de heerschzucht van dezen vrees begon te koesteren, sloot hij een geheim verbond met Chlodwig, koning der Franken , en veroorzaakte hierdoor den ondergang van zijn huis. Toen er oorlog ontstond tusschen zijn broeder en de Franken, bezorgde hij aan deze laatsten eene beslissende zegepraal bij Dijon (500).
Godegisel verkreeg echter geenszins de gewenschte belooning, daar Gondebald weldra vrede sloot met de Franken, ten einde wraak te nemen over de afvalligheid van zijn broeder. Deze versterkte zich in Vienne, doch de stad werd stormenderhand ingenomen en hij zelf in eene kerk, waar hij eene wijkplaats gezocht had, gedood, waarna Gondebald als alleenheerscher den glans van het oud-Bourgondische koningrijk herstelde.
Ook de eerste bekende aanvoerder der Wandalen droeg den naam van Godegisel. Hij bragt, op aanraden van zijn stamgenoot, den WestRomeinschen rijksbestuurder Stilicho, zijne onderdanen uit Pannonië naar het westen, doch werd door de Franken aangetast bij de Rijn, waar hij met 20000 man sneuvelde. Hierna kwam het opperbevel in handen van Gonderik, die, geholpen door de Alanen en Suéven, in Gallië doordrong.
