Gneist (Rudolf), een uitstekend Duitsch regtsgeleerde en staatsman, geboren te Berlijn den 13den Augustus 1816, bezocht het gymnasium te Eisleben, en studeerde in zijne geboorteplaats in de regten. Hij vestigde er zich in 1839 als privaatdocent, doch zag zich weldra tot regterlijke betrekkingen benoemd. Nadat hij van eene reis door Italië, Frankrijk en Engeland was teruggekeerd, werd hij in 1844 tot buitengewoon hoogleeraar aangesteld. Hij schreef onder anderen: „Die formellen Vertrage des neuern römischen Obligationenrechts (1845)”, en „Die Bildung der Geschworenengerichte in Deutschland (1849)”.
Behalve als regter en hoogleeraar was hij ook als lid van den stedelijken raad werkzaam, en bij het kiezen van afgevaardigden naar de Pruissische Nationale Vergadering in 1848, alsmede naar de ontbondene Tweede Kamer, had hij slechts weinig stemmen minder dan Jacoby. Bij den aanvang der reactie in 1849 nam hij zijn ontslag als regter, om zich geheel aan de regtsstudie te kunnen wijden. Hij hield openbare voorlezingen over de geschiedenis van de staatsregeling en van het staatsregt in Engeland, en schreef: „Adel und Ritterschaft in Engeland (1853)”, waarop zijn hoofdwerk volgde, getiteld: „Das heutige englische Verfassungsund Verwaltungsrecht (dl 1 en 2, 1857—1860, 2de uitgave 1863)”. Hij werd in de gelegenheid gesteld, om zijne uitgebreide regtskennis aan het heil van zijn vaderland dienstbaar te maken, daar hij in 1859—1861 door Stettin en in 1862 door Mansfeld tot lid van het Huis van Afgevaardigden gekozen werd. Hier was hij de leider van het linker centrum en een uitstekend redenaar. Vooral nam hij met ijver deel aan de beraadslagingen over de reorganisatie van het Pruisische leger en over de hiermede verbondene begrooting. Den 12den September 1862 deed hij daartegen met kracht zijne stem hooren, maar poogde tevens in het geschrift: „Die Lage der preuszischen Heeresorganisation am 29 September 1862, nebst einem Zusatz über die Landwehr (1862)” den weg tot onderling overleg aan te wijzen. Ook gedurende de zittingen van het volgende jaar was Gneist een der voornaamste redenaars der liberale meerderheid in het Huis der Afgevaardigden, doch steeds ook hield hij zooveel mogelijk de gelegenheid open tot eene goede verstandhouding met de regering.
In 1864 wekte hij, als verdediger der Polen, de algemeene opmerkzaamheid, en in de zitting van den Landdag in 1865 hield hij den 5den Mei weder eene schitterende redevoering over het militaire vraagstuk. Op den constituérenden Noord-Duitschen Rijksdag van 1867 voegde hij zich bij de Nationaal-liberale partij, en in het Huis van Afgevaardigden heeft hij zich vooral bemoeid met het wetsontwerp op het onderwijs en met dat op het bestuur der districten. Ook buiten het staatkundig worstelperk is hij met belangstelling werkzaam. Sedert 1860 is hij lid der Commissie van Bestuur van den „Juristentag”, en zoowel in 1868 te Hamburg als in 1871 te Stuttgart was hij voorzitter dier vergadering. In 1869 heeft hij, in plaats van den overleden voorzitter Lette, de leiding op zich genomen van het „Central verein für das Wohl der arbeitenden Klassen. Zijn reeds vermeld hoofdwerk heeft hij bij de tweede uitgave van een nieuwen titel voorzien. Het eerste gedeelte heeft dien van „Verwaltungsrecht (1867, 2 dln)” ontvangen, — het tweede dien van „Communalverfassung oder Selfgovernment (2de uitgave 1863, 4 dln; 3de uitgave 1873 1 dl)”, — terwijl hij in het derde gedeelte, hetwelk nog niet verschenen is, handelen zal over den oorsprong en de ontwikkeling van het Engelsche Parlement. Van zijne overige geschriften vermelden wij: „Verwaltung, Justiz, Rechtsweg (1869)” — „Freie advocatur (1867)”, — „Confessionelle Schule (1869)”, — „Selbstverwaltung der Volksschule (1869)”, — „Preuszische Kreisordnung (1870)”, — en „Rechtsstaat und Verwaltungsgerichte (1871).”