Fould (Achille), een Fransch staatsman, geboren den 17den November 1800, was de zoon van een rijken Israëlietischen bankier, legde zich bij zijn vader op de behandeling van geldzaken toe, maar wijdde zich tevens aan de schoone kunsten, weshalve hij reizen deed naar Italië en naar het Oosten, en stond later met zijn broeder Benoit aan het hoofd van een bankiershuis onder de firma F. Oppenheim & Camp. Ten tijde van Louis Philippe, die omtrent geldelijke aangelegenheden zijn raad inwon, werd hij lid van het algemeene Handelscollège, — in 1842 zag hij zich gekozen tot lid der Kamer van Afgevaardigden, waar hp tot de ijverige voorstanders van het ministérie Guizot behoorde, — na de revolutie van 1848 werd hij lid der Constituante, en na eene aanvankelijke nederlaag in 1849 lid van het Wetgevend Ligchaam, waarna Napoleon hem belastte met de portefeuille van Financiën. In 1851 legde hij haar neder, aanvaardde ze na den staatsstreek nog gedurende korten tpd, doch nam na de verbeurdverklaring der goederen van het Huis van Orléans zijn ontslag. Weldra werd hij senator, doch keerde ook spoedig naar de ministerstafel terug, waar hij de financiële zaken in Napoleontischen geest bevorderde.
Men meent, dat het plan van het beruchte „Crédit mobilier” van hem afkomstig is, alsmede dat van „nationale leeningen” om het staatscrediet tot eene volkszaak te maken. In 1857 werd hij lid der Académie van Schoone Kunsten, in 1858 lid van den Geheimen Raad, doch in 1860 legde hij zijne portefeuille neder. In het volgende jaar zond hij aan Napoleon eene „Mémoire” over den hagchelijken financiëlen toestand des lands en gaf hem den raad, om geene buitengewone credieten toe te staan zonder medewerking van het Wetgevend Ligchaam. Daarop werd hij in 1861 weder aan het hoofd der financiën geplaatst, en bleef deze besturen tot in 1867, waarna hij tot het ambteloos leven terugkeerde.