Onder dezen naam vermelden wij:
Clement Alexandre de Favauge, een verdienstelijk Nederlandsch krijgsman. Hij werd geboren te Maastricht den 20sten Julij 1774, trad als cadet in dienst bij de infanterie in 1786, en ging in 1791 als luitenant over in Fransche dienst. Na 1795 werd hij als kapitein geplaatst bij het Bataafsche leger, streed in Duitschland, werd in 1799 in Noord-Holland gewond, bevond zich later met de Bataafsche Ieger-afdeeling in Oostenrijk, zag zich in 1806 geplaatst bij de garde van koning Lodewijk, en ging een paar jaar later als luitenant-kolonel naar het leger in Zeeland. Na de inlijving van ons Vaderland in het Fransche keizerrijk nam hij als majoor in 1812 deel aan den veldtogt naar Rusland, streed in 1813 in Duitschland, en kwam na de omwenteling van dat jaar als luitenant-kolonel bij het Nederlandsche leger, werd in 1820 kolonel en in 1825 generaalmajoor, en was achtereenvolgens provinciale commandant in Zeeland, Noord-Brabant en Antwerpen. Bij het uitbarsten der Belgische onlusten was hij bij den togt naar Brussel (September 1830) aanvoerder eener kolonne, en tot 2-maal toe werd een paard onder hem doodgeschoten. Tijdens de belegering van de citadel te Antwerpen had hij er het bevel over de infanterie en deelde vervolgens in de krijgsgevangenschap der bezetting. Na zijne terugkomst zag hij zich belast met het provinciaal commandement van Utrecht, ontving in 1840 zijn pensioen met den rang van luitenant-generaal, en overleed te Zutphen den lsten Februarij 1858. Hij was ridder van de orde der Unie, officier van het Legioen van Eer, ridder der 4de en 3de klasse en commandeur der Militaire Willemsorde, en ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw.
Henri David Théodore de Favauge, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Maastricht den lsten December 1782, trad in 1795 als cadet in dienst bij het Bataafsche leger, kwam in 1810 als luitenant bij de garde van Napoleon en klom weldra op tot luitenant-kolonel. Hij nam deel aan den togt naar Rusland en werd bij Krasnoi gewond, streed in 1813 in Duitschland, werd benoemd tot ridder van het Legioen van Eer, en ontving bij Dresden een schot in de heup. Na de herstelling van Nederland werd hij er als majoor bij het leger geplaatst, klom spoedig op, was nog vóór den Tiendaagschen veldtogt generaal-majoor, en kreeg in 1838 het bevel over de 3de divisie infanterie. Hij werd in 1842 bevorderd tot luitenant-generaal, in 1845 gepensioneerd, en overleed te Utrecht den 9den Junij 1855. Hij was ridder van de 4de en 3de klasse der Militaire Willemsorde en van de orde van den Nederlandschen Leeuw.