Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Falklands-eilanden

betekenis & definitie

Falklands-eilanden (De), door de Franschen Les Malouines en door de Spanjaarden Las Malvinas genaamd, vormen een archipel in den Atlantischen Oceaan op een afstand van 54 geogr. mijl van Patagonië. Zij liggen tusschen 51 en 52° Z. B. en 40—44° W. L. van Greenwich, bestaan uit 2 groote eilanden, Oost- en West-Falkland, door de Falklandsond gescheiden, en 200 kleine, en zijn in het bezit van Engeland. De oppervlakte wordt door sommigen geschat op 223, door anderen op 357 en door nog anderen op 610 geogr. mijlen. Oost-Falkland, hetwelk eene lengte van 20 2/3 en eene grootste breedte van 117, geogr. mijl heeft, bestaat eigenlijk uit eene reeks van schiereilanden en wordt doorsneden van eene rotsketen van kwartsgesteente, die zich in den Mount-Usborne verheft tot eene hoogte van 750 Ned. el.

Nog 2 andere ketens loopen daaraan evenwijdig, en de ontoegankelijkheid dier streken wordt niet weinig vermeerderd door moerassen en veengronden. — Op West-Falkland heeft men desgelijks kwartsgevaarten, die eene hoogte bereiken van 600 Ned. el. Hier heeft men echter vruchtbare vlakten. De kleinere eilanden zijn meestal bergachtig en enkel aan de kust voor cultuur geschikt. Rondom deze eilandengroep strekt eene sargasso-bank — Sea-Weed der Engelsche kaarten — zich uit. De beide grootste eilanden bezitten vele inhammen met uitmuntende havens, waar de schepen, voor zeehonden- en walvischvangst bestemd eene veilige aanlegplaats vinden. Het klimaat is er zeer gezond, en de thermometer daalt er des winters 1° onder 0° C. en rijst er des zomers tot bijna 19° C. Het regent er dikwijls, maar de buijen zijn niet zwaar. De lucht is er echter stormachtig en de heerschende westewinden komen er zelden tot stilte, zoodat de boomgroei er nagenoeg niets beteekent. De venen leveren er intusschen een overvloed van brandstof, terwijl er ook steenkolen voorhanden zijn.

De vlakten zijn er begroeid met eene lange, grove grassoort, die afgeweid of afgebrand en dan door kort, fijn gras of' door klaver vervangen wordt. Onder de planten, die er in het wild groeijen, vindt men eene theeplant met kleine, wèlsmakende bessen, zuring, spinazie en uitmuntende sellerij. De tarwe wordt er zelden rijp, terwijl gerst, haver en Europésche groenten er met goed gevolg verbouwd worden. Het eenige inlandsche viervoetige dier is er de warrah of de goudvos, dien men op West-Falkland aantreft. Watervogels heeft men er in verbazende menigte, terwijl er, met uitzondering van spinnen en vliegen, geene insecten en in het geheel geene kruipende dieren gevonden worden.

Rundvee is er uit de La Plata-gewesten ingevoerd en heeft er zich sterk vermenigvuldigd. Runderen en paarden zwerven er rond in groote kudden, en op Eagle-Island zijn wilde zwijnen. Het zoete water bevat er vele forellen, en in de baaijen vindt men er een overvloed van zeevisch. De zeehonden zijn er sterk in aantal verminderd, doch de gewone zwarte walvisch vertoont zich nog dikwijls aan de westkust van West-Falkland.

Deze eilanden zijn het eerst gezien den 12den Augustus 1592 door den Engelschen zeeman John Davis, doch werden eigenlijk ontdekt den 2den Februarij 1594 door Richard Hawkins, die het westelijk eiland naar koningin Elizabeth van Engeland met den naam van Hawkins’ Maidenland bestempelde. Een ander Engelschman, Strong, die ze in 1689 bezocht, gaf aan die groep haren tegenwoordigen naam ter eere van zijn begunstiger, lord Falkland. Gedurende den Spaanschen Successie-oorlog gaven Franschen schepen uit St. Malo daaraan den naam van Malouinen, en de eerste volkplanting, namelijk Port-Louis, werd er door de Franschen onder de leiding van Bougainville in 1764 op de oostkust van Oost-Falkland gesticht. Daarna vestigden de Engelschen er in 1766 de kolonie Port-Egmont op de minder gunstig gelegene noordwestkust van West-Falkland. De Spanjaarden maakten aanspraak op, het bezit van den geheelen archipel. Zij kwamen door koop in bezit van Port-Louis, overmeesterden Port-Egmont en bragten in 1771 uit Buénos-Ayres volkplantingen naar die eilanden. Intusschen zorgde Engeland, dat het in 1772 erkend werd als de regtmatige bezitter van Port-Egmont, hoewel men 2 jaar later die kolonie, als te kostbaar, ophief.

Ook de Spanjaarden verslapten in hun vroegeren ijver voor de volkplantingen, en zonden slechts misdadigers uit Amerika derwaarts, terwijl zij den naam van Port-Louis in dien van Puérto de Soledad (Woestijnhaven) veranderden. Men bekreunde zich niet meer om de Falklands-eilanden, en in den aanvang der 19de eeuw bevonden zich op de beide grootste eilanden alleen wilde paarden en runderen, terwijl Britsche koopvaarders en walvischvangers nu en dan die groep bezochten. In 1820 echter ontstond te BuénosAyres onder de leiding van Vernet eene vereeniging tot kolonisatie der Falklands-eilanden; deze stichtte, vooral uit Duitschers, eene nieuwe volksplanting te Port-Louis, die. na vele moeijelijkheden, na verloop van 5 jaar begon te bloeijen. De kolonie ontwikkelde zich hoogst voorspoedig, toen Vernet in 1831 twist kreeg met Noord-Amerikaansche robbenslagers, waarvan het gevolg was, dat een Noord-Amerikaansch oorlogschip Port-Louis bombardeerde en vernielde en de inwoners als gevangenen naar Buénos-Ayres bragt. De Falklands-eilanden werden daarna in 1833, ingevolge voormalige regten, weder door de Engelschen bezet, doch eerst in 1840 besloot de Britsche regéring, om eene nieuwe kolonisatie te beproeven.

In de eerste plaats werd de exploitatie van het rundvee op Oost-Falkland voor den tijd van 6 jaar tegen betaling van 60000 pond sterling vergund aan zekeren Lafone, een koopman op Buénos-Ayres. In 1852 werd dit regt toegekend aan de Falklands-compagnie, welke door hare uitgebreide zaken niet weinig medewerkte tot den bloei der kolonie. Ook was het eene aanmerkelijke verbetering, dat in 1850 de zetel der regéring van Port-Louis naar het gunstiger gelegen Port-Stanley achter kaap Pembroke werd overgebragt; hier toch is eene zeer goede haven en eene ruime, veilige binnenhaven, die 22 linieschepen kan bergen. Deze kolonie, op de grenzen van den Atlantischen Oceaan en de Zuidzee gelegen, is van groot belang, als toevlugtsoord, als steenkolen-depot en als magazijn van levensmiddelen voor de koopvaardij. Zij telt omstreeks 600 zielen en wordt door een gouverneur bestuurd.

< >