Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Eocene afdeeling

betekenis & definitie

De eocene afdeeling is in de geologie eene van de 3 afdeelingen van het tertiaire stelsel en wèl de onderste of oudste. De naam bestaat uit 2 Grieksche woorden, welke morgenrood, en nieuw beteekenen, omdat daarin het eerst versteeningen van hedendaagsche dieren voorkomen. De beide andere, hierop volgende afdeelingen van het tertiaire stelsel heeten de miocene en de pliocene.

De eocene afdeeling bevat in Engeland: beddingen van Hampshire en het eiland Wight, bestaande uit mergel en leem, en hier en daar kwartshoudenden zandsteen, — uit Bagshotzand, een los zand, zandsteen en groene zandige leem en mergel, — Londonclay, eene bruine, donkerblaauwe of zwarte, taaije leem met kalkklonters, somtijds met lagen groenachtig zand, gipsmassa’s en pyrieten, — Bognorbeds, onder de Londonclay gelegen en bestaande uit kalk- en kwartsknollen of uit grof verhard zand met septariën en zeeschelpen, en plastische leem en zand (zand, klei en leem met beddingen gerolde vuursteenen en zeeschelpen). Tot deze afdeeling behoort de Londensche portlandsteen.

In Frankrijk splitst men deze afdeeling nog weder in opper-, midden- en onder-eocene — vorming, en tot de middelste van deze behoort de zoo belangrijke grofkalk van Parijs, waarvan er van ouds nagenoeg alle gebouwen zijn opgetrokken. In den grofkalk vond Deshayes meer dan 1400 soorten van voorwereldlijke schelpen, waarvan slechts 32 soorten thans nog in de keerkringszeeën leven. Daarbij zijn 200 soorten van het geslacht Cerithium, en onder deze bereikt de reuzenschroefslak (C. giganteum) eene lengte van 6 Ned. palm. Als leidschelp dient echter de kegelschelp (Conus), daar vooral Conus deperditus er bijna nergens ontbreekt, — ’t geen intusschen met bijna evenveel regt van de hartschelp (Cardium) kan gezegd worden.

< >