Enzio of Enzius, koning van Sardinië, geboren te Palermo in 1225, was een onwettige zoon van keizer Frederik II en van eene edele dame, Bianca Lancia genaamd. Hij nam deel aan de oorlogen, door zijn vader gevoerd, en onderscheidde zich zoowel door zijn gunstigen aanleg als door zijne mannelijke schoonheid.
Reeds in den slag bij Cortenuova streed hij met zijn vader tegen de oproerige Lombardyers en overwon daarna zijne mededingers naar de hand der rijke Adelasia, de weduwe van den beheerscher van Sardinië en Corsica. Op 15-jarigen leeftijd trad hij met haar in het huwelijk en verkreeg daardoor den titel van Koning van Sardinië. Daar hij tevens tot stadhouder van Italië benoemd was, aldaar de eene plaats na de andere in bezit nam en reeds tot Ancona naderde, trof hem en zijn vader op den 11den November 1239 den banvloek van Gregorius IX, waarom zij zich weinig bekreunden.
Den grootsten roem verwierf hij in 1241 door zijne zegepraal op de Genuésche vloot. De Paus had namelijk eene Kerkvergadering te Rome belegd, en in weerwil van ’s Keizers verbod trokken de praelaten op gemelde vloot derwaarts. Enzio ontmoette deze bij het eilandje Meloria, niet ver van Livorno, bragt haar op den 3den Mei 1241 eene nederlaag toe en nam 3 Pauselijke legaten en meer dan 100 aartsbisschoppen en bisschoppen gevangen. Ook maakte hij eene menigte kostbaarheden buit, zoodat hij uit spotternij de hooge geestelijken met zilveren ketens boeide, waarna hij hen naar de versterkte kasteelen in Apulië en Calabrië liet brengen.
Toen hij echter aan het hoofd der inwoners van Módena tegen die van Bologna streed, geraakte hij in den slag van Fossalta (26 Mei 1249) in krijgsgevangenschap en bleef tot aan zijn dood in hechtenis. Vruchteloos zond de Keizer bij afwisseling smeekingen en bedreigingen derwaarts, — vruchteloos beloofde hij tot losgeld een zilveren ring zoo groot als de stadsmuur van Bologna, de burgers aldaar stelden eene wet vast, die den Koning voor altijd van zijne vrijheid beroofde. Ook de list zijner vrienden, om hem in een ledig wijnvat aan den kerker te ontrukken, slaagde niet, doordien eene door het spongat kronkelende lok hem verried. Nu werd hij nog naauwlettender bewaakt, en hij overleed den 15den Maart 1272. Zijne geschiedenis leverde aan Raupach de stof voor het treurspel „König Enzio”.