Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Empédocles

betekenis & definitie

Empédocles, een Grieksch wijsgeer uit Agrigenti in Sicilië, leefde omstreeks het jaar 450 vóór Chr. Als geneesheer, als gunsteling der goden, als bekend met de toekomst en als magthebbende over de natuur, stond hij bij zijne medeburgers in groot aanzien, zoodat zij hem zelfs de opperheerschappij aanboden, maar als een vijand van alle onderdrukking wees hij haar van de hand en voerde eene volksregéring in.

Men zegt, dat hij zich in den krater van den Etna geworpen heeft, om het volk door zijn plotselijk verdwijnen te overtuigen van zijne hooge afkomst. Waarschijnlijk is dit echter evenzeer een sprookje als de mededeeling van den spotzieken Lucianus, dat de vulkaan de koperen sandalen van den ijdelen wijsgeer heeft uitgeworpen, om aan het volk het geloof aan de goddelijkheid van Empédocles te benemen. Anderen vermelden, dat hij op gevorderden leeftijd in zee is omgekomen. Hij leerde het bestaan van 4 hoofdstoffen (lucht, water, vuur en aarde), alsmede van 2 bewegende en werkende krachten, die der vriendschap (liefde), welke alles vereenigde, en die der vijandschap (van den strijd), die alles scheidde. De tegenstelling van stof en kracht deed hij alzoo duidelijk uitkomen.

Het ontstaan der dingen stelde hij zich aldus voor, dat de aanvankelijke eenheid (sphaeros), door de kracht der liefde bijeen gehouden, doordrongen werd door de kracht der vijandschap, die alles scheidde en alzoo afzonderlijke voorwerpen te voorschijn riep. Het schijnt, dat hij daarbij tevens eene geleidelijke ontwikkeling van het minder volmaakte tot het meer volkomene heeft aangenomen. Intusschen zijn van het lierdicht, waarin hij dat stelsel verkondigt, slechts fragmenten tot ons gekomen. Opmerkelijk is voorts zijne meening over bepaalde natuurverschijnselen, welke hij toeschrijft aan uitstroomingen,welke, van sommige voorwerpen uitgaande, doordringen in de daartoe bestemde poriën van andere, en hij oordeelde, dat men daardoor ook het ontstaan der zintuigelijke waarnemingen kon verklaren. Aan het overoude geloof aan eene zielsverhuizing gaf hij eene zedelijke beteekenis, en de gevoelens, die hij daaromtrent koesterde, kwamen met die van Pytágoras overeen.

< >