Dynamiet is de naam van eene ontploffende stof, in 1867 door Nobel te Hamburg uitgevonden. Men verkrijgt ze door eene poreuse tot poeder gebragte stof, zooals houtskool, infusoriën-aarde of kiezelgoer, te laten doortrekken van nitroglycerine. Doorgaans bestaat het dynamiet uit 75% nitroglycerine en 25% kiezelaarde. Het verdient de voorkeur boven zuivere nitroglycerine, omdat het zelfs bij den sterksten schok niet ontploft.
Het poeder moet derhalve kunstmatig ontstoken worden, en het oefent hierbij zulk eene kracht, dat het zelfs de dikste blokken metaal doet vaneen barsten. In de open lucht verbrandt het zonder ontploffing. Het is tot gebruik beter geschikt dan buskruid, omdat het niet zooveel boorgaten en dus veel minder werk vereischt en ook niet zoo kostbaar is. Het dynamiet kost wel is waar 4-maal zooveel als buskruid, doch zijne werking is 8-maal zoo sterk. Het komt in den handel in gelijmde papieren patroonhulzen, waarin het poeder vast ingedrukt wordt. Om het te ontsteken bedient men zich van een snoer, hetwelk aan een patentslaghoedje is vastgehecht. Bij het overbrengen van dynamiet behoeft men geen gevaar te vreezen, doch in de dynamietfabrieken zijn meermalen onheilen voorgevallen. Gedurende den Duitsch-Franschen oorlog (1870—1871) heeft men met uitstekend gevolg van dynamiet gebruik gemaakt, om de kanonnen der forten van Parijs te laten springen.