Dillenia L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Dilleniaceën; het onderscheidt zich door een 5-bladigen kelken eene 5-bladige bloemkroon met talrijke meeldraden en een 10—20-zadigen, tot eene bes vergroeiden vruchtbodem met straalvormig geplaatste stampers. Het omvat groote boomen, die doorgaans enkelvoudige, groote gele bloemen dragen en eetbare vruchten opleveren. Men vindt ze op het vaste land van OostIndië en op de daarbij gelegen eilanden.
Van de soorten vermelden wij D. elliptica Thunb. op Celebes en de naburige eilanden met zuurachtig zoet smakende vruchten, die een slijmerig, geel sap bevatten, en raauw en toebereid gegeten worden, — D. serrata Thunb., die dergelijke vruchten geeft, — en D. spedosa Thunb., een boom die op Java, Ceylon enz. groeit en 15 Ned. el hoog wordt. Deze is zeer merkwaardig, daar omstreeks 20 niervormige sappigvleezige vruchtbladen op den kegelvormigen vruchtbodem tot eene smakelijke besvrucht zamengroeien. De wortelbast van dien boom wordt aangewendt tegen jicht, — een loog der bladeren dient tot het schoonmaken van zilver, — en de bast bevat looistof.