Deposifrum of bewaargeving (de eigenlijk gezegde in-tegenstelling met sequestratie, zie aldaar) heeft plaats, wanneer met wederzijdsch goedvinden de een aan den ander eene zaak overgeeft of laat houden, om die voor hem te bewaren en daarna terug te geven.
Het is eene overeenkomst: toestemming van beide partijen, doch ook de werkelijke overgave en aanneming der zaak is hier volstrekt noodzakelijk. Men onderscheidt twee soorten van de eigenlijk gezegde bewaargeving: Ie de vrijwillige, die eenvoudig ’t gevolg is van het wederzijdsch goedvinden der partijen, en 2e die uit noodzaak, wanneer iemand door eenig onvoorzien voorval, als brand, watersnood, enz., gedwongen wordt zijn goed aan de hoede van een ander toe te vertrouwen.
Voor beide gelden over ’t algemeen dezelfde bepalingen: alleen is er eenig verschil in ’t bewijs, dat voor 't bestaan en de opheffing der overeenkomst gebezigd kan worden, en in de middelen van executie tot terugbekoming der gedeponeerde zaak. Het doel der bewaargeving is bewaring der zaak door den bewaarnemer. Zij heeft tot onderwerp alléén roerende zaken. Het is niet noodig, dat de bewaargever eigenaar is der in bewaring gegeven zaak: onbekwaamheid van eene of van beide partijen sluit ook het bestaan en de gevolgen van het contract niet volstrekt uit.
Bewaren en teruggeven is de dubbele pligt van den bewaarnemer. Bij ’t bewaren moet hij dezelfde zorg aanwenden, die hij in ’t algemeen aan zijne eigene zaken besteedt: hij is gehouden tot teruggave van dezelfde zaak, die hij ontving, in den staat, waarin zij zich bevindt op ’t oogenblik der teruggave, tenzij zij door zijne schuld minder is geworden, — in welk geval hij bovendien schadeloosstelling zal moeten geven. Voor den bewaargever vloeijen uit de bewaargeving niet regtstreeks maar slechts middellijk verpligtingen voort. Hij moet de kosten, tot behoud van het goed aangewend, vergoeden, en den bewaarnemer schadeloos stellen voor alle nadeelen, die de bewaring hem veroorzaakt heeft.
Ook zonder werkelijke bewaargeving zijn herbergiers en logementhouders verantwoordelijk voor de goederen, medegebragt door degenen, die bij hen hun intrek nemen. De goederen behoeven hun niet ter hand gesteld of aangewezen te zijn; zelfs kan het aanwezig zijn daarvan hun volkomen onbekend gebleven zijn. Hunne verantwoordelijkheid is gelijk aan die van bewaarnemers uit noodzaak. Voor wegneming of beschadiging door bedienden of anderen zijn zij over ’t geheel aansprakelijk: zij zullen altijd moeten bewijzen, willen zij daarvan bevrijd worden, dat de schade te wijten is aan eene oorzaak, waarvoor zij volgens de bestaande wetgeving niet aansprakelijk zijn gesteld. Zie verder Sequestratie.