Depositie, een woord uit het Latijn, beteekent letterlijk ,,neerlegging.” Het wordt in regten gebruikt, om de handeling van partijen aan te duiden, waarbij een bewijs- of een processtuk in bewaring wordt gebragt op eene plaats, b. v. op de griffie van eene regtbank, waar het toegankelijk is voor hen, die bij de kennisneming of inzage er van belang hebben. Het deponéren van zoo’n stuk wordt óf door de wet voorgeschreven, óf geschiedt geheel vrijwillig door de betrokken personen in ’t belang van hen zelven of van anderen. Onderhandsche, dat is buiten medewerking van een openbaar ambtenaar opgemaakte, stukken moeten dikwijls gedeponeerd worden, om te beletten, dat er later vervalschingen of veranderingen in worden aangebragt, of om te voorkomen, dat zij worden verminkt of verduisterd.
Op dien grond is de depositie voorgeschreven van een onderhandschen inventaris door een voogd opgemaakt van den boedel, aan minderjarigen toebehoorende, of door den curator opgemaakt van de failliete massa, enz. Over depositie in den zin van consignatie, als middel van opheffing eener verbindtenis, zie Obligatie, Overeenkomst, Verbindtenis.