Damiate, in het Arabisch Dimiat, is een koopstad en de zetel van een Koptischen bisschop in Beneden-Egypte en strekt zich schilderachtig uit langs eene kromming op den regteroever van den oostelijken Nijl-arm, 11/2 geogr. mijl van den mond dezer rivier, en 1/2 geogr. mijl van het strandmeer Menzaleh. Zij bezit goed-gebouwde huizen, eenige fraaije moskeeën, bazars, marmeren baden, flinke kazernen en rijstpakhuizen. Weleer was zij beroemd wegens haar leder en wegens hare gestreepte geweven stoffen, doch thans zijn haar nijverheid en handel aanmerkelijk gedaald. Sedert het bewind van Mehemed-Ali heeft zich de handel naar Alexandria verlegd, en het voornaamste artikel van uitvoer is er thans rijst, — voorts is zij nog eene stapelplaats voor boonen, vlas en koffij.
In het begin der vorige eeuw telde Damiate omstreeks 80.000, in den tijd van Napoleon 60.000, in 1840 slechts 28.000, doch in 1860 weder 37.000 inwoners, — en deze laatste aanwas is toe te schrijven aan het graven van het Suèz-kanaal. De stad was sedert 641 in het bezit der Arabieren, en werd van 738 tot 968 door de Grieken bij herhaling veroverd en weder verloren. In November en December 1169 werd zij door eene Grieksche vloot en door Amalrich, koning van Jerusalem, belegerd, doch bood een hardnekkigen tegenweer. Zoo was het ook, toen zij van 1 Junij 1218 tot 5 November 1219 door de Kruisvaarders omsingeld werd; de Saracénen hadden den mond van den Nijl-arm met eene sterke keten tusschen 2 torens afgesloten, maar het gelukte eindelijk aan de Christenen, de stad stormenderhand te veroveren. De geschiedenis meldt, dat de Nederlanders — vooral poorters van Haarlem en van Dockum — onder aanvoering van Willem I, graaf van Holland, veel tot die verovering hebben bijgedragen, en dat zoowel de scheepjes, opgehangen in de Groote Kerk te Haarlem, als eenige klokken — Damiaatjes genaamd — in den toren aldaar, getuigenis geven van de dapperheid der vaderen. Bij het sluiten van den Vrede den 30sten Augustus 1221 werd echter Damiate aan den Sultan van Egypte teruggegeven.
Door Lodewijk de Heilige kwam de stad in 1249 op nieuw in de handen der Christenen, doch keerde,nadat deze gevangen was, in 1250 tot den vorigen bezitter terug en werd een jaar daarna door den Sultan verwoest. Ten zuiden van dat oude Damiate werd nu de tegenwoordige stad gesticht. Aan de Franschen, die haar in 1798 veroverden en er den 1sten November 1799 onder Kleber eene belangrijke overwinning op de Turken behaalden, werd zij door de Engelschen ontrukt, die haar aan de Porte teruggaven.