Dagvaarding (De) is het exploit, waarbij de gedaagde door den eischer voor den regter wordt geroepen. Wanneer twee personen een geschil hebben, dat één hunner of beiden aan het oordeel des regters willen onderwerpen, dan kunnen zij in 't laatste geval vrijwillig voor den regter verschijnen; in het eerste, dat het meest voorkomt, moet de meest haastmakende partij, meestal hij, die het grootste belang bij de beëindiging van ’t geschil heeft, de wederpartij voor den regter roepen door eene dagvaarding. In het oud-Romeinsche en het oud-Fransche regt had de eischer daartoe nog verlof (appointement) van den regter noodig, 't welk thans als eene doellooze formaliteit is afgeschaft; de eischer daagt nu raauwelijks den gedaagde voor den regter. De dagvaarding is eene authentieke acte door een bevoegd ambtenaar, bij ons een deurwaarder, uitgebragt.
Zij bevat eene duidelijke en naauwkeurige omschrijving van de personen van den eischer en van den gedaagde; de juiste opgave van de plaats en van den tijd van verschijning, met opgave van den regter, die van de zaak kennis zal nemen; de beknopte, maar volledige opgave der feiten, waarop de eischer zijn regt baseert; de vermelding van de middelen en van het onderwerp van den eisch: dat is, de redenéring, volgens welke hij het regt op de door hem geposeerde feiten wil toegepast zien, en ten slotte eene duidelijke en bepaalde conclusie van eisch, dat is, de slotsom van des eischers redenéringen, zijn eisch, datgene, waartoe hij den gedaagde door den regter wil veroordeeld zien. Bij den gedaagde moet geen redelijke twijfel kunnen bestaan, waar, voor wien, wannéér en waarover hij zich te verantwoorden, of waartegen hij zich te verdedigen heeft. Aan den gedaagde wordt afschrift van het exploit gelaten; het origineel blijft natuurlijk in handen van den eischer. De dagvaarding is zoowel in burgerlijke als in strafzaken een zeer gewigtig stuk van het procés. Het is als ’t ware het fundament, waarop gebouwd zal worden. In burgerlijke zaken geeft het den eisch aan van den eischer, zijn grondslag en zijn omvang, waarnaar onder anderen de Competentie moet beoordeeld worden. In strafzaken, ten minste in correctionéle en in policiezaken, bevat zij het feit of de feiten, waarover de gedaagde zich heeft te verantwoorden, en is zij van het hoogste belang, om te kunnen beoordeelen, of de regel „non bis in idem” dat is: „men kan voor hetzelfde feit slechts ééns teregtstaan”, geschonden wordt of niet. De formaliteiten voor het stuk worden verder omschreven in het Wetboek van burgerlijke regtsvordering en van strafvordering.