Cyr (Louis, graaf Gouvion Saint-), maarschalk van Frankrijk, werd geboren te Toul in 1764, legde zich aanvankelijk toe op het miniatuur-schilderen, begaf zich vervolgens naar Rome, om zich als kunstenaar te volmaken, doch trad bij het begin der Omwenteling in Fransche dienst. Spoedig klom hij op en was reeds in 1793 brigade-generaal en in 1795 divisie-generaal bij het Rijn- en Moezel-leger. In 1795 diende hij onder Masséna in Italië en dempte in 1798 een opstand te Rome. Wél zag hij zich in 1799 genoodzaakt, zijne betrekking neder te leggen, doch weldra stelde Napoleon I hem weder aan het hoofd van eene divisie, eerst in Italië, later in Duitschland, en benoemde hem in 1801 tot staatsraad in Spanje, in 1803 tot generaal en chef van het occupatie-leger te Napels, in 1804 tot bevelhebber der kurassiers en in 1805 tot groot-officier van het Legioen van Eer.
Hij commandeerde onder Masséna in Italië, bestuurde de belegering van Venetië, sloeg den Oostenrijkschen generaal Jellasjisj en later den prins de Rohan, bezette in 1806 Napels, woonde de veldtogten in Pruissenen Polen bij, was in 1807 gouverneur van Warschau, commandeerde in 1808 het 7de armée-corps in Catalonië, behaalde de overwinning in onderscheidene gevechten, doch moest wegens de min-voorspoedige belegering van Gerona zijn commando neêrleggen. Eerst de togt naar Rusland in 1812 riep hem weder onder de wapens. Hij streed aan het hoofd van het 9de armée-corps tegen Wïttgenstein aan de Düna en onderscheidde zich bij Poloczk, zoodat hij tot maarschalk van Frankrijk benoemd werd. Na den terugtogt organiseerde hij gedurende den wapenstilstand het 14de armée-corps en droeg als bevelhebber daarvan niet weinig bij tot de overwinning bij Dresden, werd er gouverneur, capituleerde met de bezetting dier stad en stelde daarbij tot voorwaarden, dat hij naar Frankrijk mogt terugkeeren, doch werd met zijne strijdmakkers gevankelijk naar Hongarije gebragt, omdat Schwarzenberg die capitulatie niet wilde erkennen. Na den val van Napoleon ging hij naar Parijs, waar hij zich tot pair van Frankrijk en tot commandeur der orde van den Heiligen Lodewijk zag benoemd.
Vruchteloos waren zijne pogingen, om bij den terugkeer van Napoleon het garnizoen te Orléans trouw te doen blijven aan den Koning, hij zelf ontkwam ter naauwernood aan de woede der soldaten. Na de tweede Restauratie werd hij minister van Oorlog, daarna staatsraad, in 1815 gouverneur van Straatsburg, in 1816 grootkruis der orde van den Heiligen Lodewijk, in 1817 minister van Marine, en kort daarna weder minister van Oorlog. Daar hij de wijziging der kieswet afkeurde, nam hij in 1819 zijn ontslag en overleed in 1830 op de Hyèrische eilanden, waar hij tot herstel zijner gezondheid vertoefde. Hij schreef, behalve „Matériaux pour servir à l’histoire de la guerre d’Espagne (1821)” de zeer belangrijke „Mémoires du Maréchal de St. Cyr”, namelijk „M. sur les campagnes des armées du Rhin et de Rhin et Moselle (1829, 4 dln)”, — en „M. pour servir à l’histoire militaire sous le Directoire , le Consulat et 1’Empire (1831, 4 dln)”.