De dappere, maar miskende verdediger van het fort Zeelandia op het eiland Formosa, was in 1644 lid van het geregtshof te Batavia en zag zich in 1647 benoemd tot Nederlandsch opperhoofd in Japan.
In 1656 werd hij landvoogd op het eiland Formosa, en daar hij rekenen kon, dat hij er door den Chinéschen zeeroover Coxinga zou worden aangevallen, vroeg hij hulp te Batavia, die hem echter te laat gezonden werd. De aanval had plaats in 1661 en Coyat trok terug in het kasteel Zeelandia, dat hij 3 maanden verdedigde, doch na een verlies van 16 Nederlanders aan de vijanden moest overgeven ouder beding van vrijen aftogt. Zóó ging Formosa voor altijd voor ons verloren.
Coyat begaf zich naar Batavia en werd er, wegens de kwaadwilligheid zijner vijanden, in hechtenis genomen. Schoon hij zich tegen een leger van 25000 man, van grof geschut voorzien, moedig en geruimen tijd verdedigd had, beschuldigde men hem van lafhartigheid en deed hem het schavot beklimmen, waar hem het zwaard over het hoofd werd gezwaaid, en hij ging in levenslange ballingschap naar een der Banda-eilanden. Hoewel hij later ontslagen werd en naar het Vaderland terugkeerde, is intusschen zijn vonnis niet herzien of vernietigd.