Collier (John Payne), een Engelsch letterkundige , werd geboren te Londen den llden Januarij 1789, studeerde in de regten, doch werd weldra medewerker aan den „Morning Chronicle”. Hij bestudeerde voorts de dichters uit den tijd van koningin Elizabeth en deed de uitkomsten van zijn onderzoek opnemen in den „Critical review”, het eigendom van zijn vader, en in het „Edinburgh Magazine”. Hij schreef voorts „The poetical decameron (1820, 2 dln)”, bezorgde eene uitgave van Dadsley’s old plays (1825—1827, 3 dln)”, deed een aantal onbekende tooneelstukken uit den tijd van Shakspere in het licht verschijnen en bezorgde zich grooten bijval door zijne „History of dramatic poetry (1831, 3 dln)”. Aanzienlijke mannen openden hem den toegang tot hunne boekerijen, en hij maakte daarvan ruimschoots gebruik, vooral voor eene uitgave van Shakspere's „Works (1842—1844, 8 dln)”, waaraan hij 20 jaar besteedde.
De regéring schonk aan den verdienstelijken man eene jaarlijksche toelage van 100 pond sterling. Zijn werk „Notes and emendations to the text of Shakespeare’s plays (1852 en 1853)” verwekte groote opschudding, en over de echtheid dier volgens Collier aan eene oude folio-uitgave ontleende verbeteringen werd een hevige strijd gevoerd. Collier schreef nog eenige andere werken, en werd in 1850 benoemd tot vice-president der „Society of antiquarians”.