een Nederlandsch godgeleerde, werd geboren te Purmerend den 15den Julij 1612, studeerde te Leiden, werd predikant te Wormerveer en Zaandijk, van hier beroepen naar Dordrecht in 1643 en 10 jaren later naar Rotterdam, waar hij den 1sten Julij 1680 overleed. Hij was zeer ervaren in de oude en nieuwe letterkunde en heeft onderscheidene stichtelijke werken, vooral leerredenen — onder anderen eene “Over het lang hayr” — in het licht gegeven.
Tot zijne beste geschriften rekent men zijne “Geestelicke geneeskonst” en zijn “Onder- wijsboekje in de Christelijke godsdienst”, hetwelk door Valentijn in het Maleisch is vertaald. Van hem zijn ook “Koning Ahasueros dronken en gram”, “Van het dansen, kussen en omhelzen van I. Labbadie”, “Vermaakeljjke wandeling naar den hemel” enz. Tijdens zijn verblijf te Dordrecht behoorde hij tot de huisvrienden van de familie de Witt en genoot van deze vele gunsten, en in 1672 bevond hij zich te Rotterdam aan het hoofd der opgewonden Prinsgezinden; met zijn ambtgenoot Ursinius gaf hij er aanleiding tot het verzet des volks tegen de wettige overheid, en werd alzoo mede oorzaak van den schandelijken moord, den 20sten Augustus 1672 te ’s Hage gepleegd. Borstius was tevens een ijveraar voor de regtzinnige Hervormde leer, gelijk die in 1618 en 1619 op de Synode te Dordrecht was vastgesteld.