veroorzaken aan zogende vrouwen dikwijls vele ellenden. De toestand der borsten kan aanleiding geven tot gebrek of tot overvloed van zog, welke beiden lastig, maar dikwijls door een gepast dieet te verhelpen zijn. Bij gebrek aan zog mag het gedurig aan de borst leggen van den zuigeling of het gebruik van zuigglazen, zie bijgaande figuur, niet verzuimd worden.
De meest voorkomende ongesteldheid der borsten is ontsteking, welke zich uitstrekt tot het celweefsel, onder de huid of nabij het borstvlies gelegen, of tot de borstklier — den toestel tot zog-afscheiding — tusschen die twee celweefsels aanwezig. Het lastigst maar ook het zeldzaamst is de ontsteking van het achterste celweefsel, omdat de daar aanwezige etter moeijelijk een weg naar buiten kan vinden, en tevens, omdat daardoor zoo ligt het borstvlies wordt aangedaan. Ontsteking van het bovenste celweefsel komt dikwijls voor, en wordt gewoonlijk veroorzaakt door prikkeling en ontsteking van den tepel. Van zeer algemeen belang is eene beschouwing van de ontsteking der borstklier. Gewoonlijk is slechts ééne, en dan nog maar een gedeelte van deze aangetast, maar het gebeurt ook wel, dat de ontsteking zich uitbreidt, zoodat zelfs de geheele borstklier tot verettering overgaat.
Zulk eene ontsteking heeft doorgaans plaats gedurende het zogen en wèl ten gevolge van een gebrekkigen afvoer van melk, hetzij het kind niet behoorlijk zuigt of een onvolkomen toestand van den tepel dien afvoer belet. Daarom vertoont zich die ongesteldheid dikwijls bij het spenen. Voorts kan koudevatten der borst, beleediging van buiten en sterke gemoedsbeweging eene ontsteking der borstklier doen ontstaan.
Zij vertoont zich op de volgende wijze: De borst zwelt, en hierdoor wordt de huid gespannen, glanzig en wit. De zigtbare aderen zijn met bloed gevuld. De klieren in de okselholten worden groot en pijnlijk. De borst is warm op het gevoel, en men ontwaart hier en daar harde plekken of kluiten, terwijl de patiënt niet vrij is van koorts. Na een paar dagen wordt eene harde plek, meestal aan de benedenzijde der borst, ongemeen pijnlijk, de huid wordt er blaauwachtig rood, en de koorts neemt toe.
De pijn is zoo hevig, dat zij de nachtrust weleens onmogelijk maakt. Het zog vermindert in hoeveelheid, en het zuigen doet pijn. Verdeelt de ontsteking zich niet, dan wordt de harde plek in het midden week en men ontwaart weldra, dat daarin eene vloeistof besloten is. Na verloop van 4 of 5 dagen breekt het gezwel gewoonlijk door, en de etter komt uit ééne of meer kleine openingen te voorschijn.
Deze gaan, juist omdat zij klein zijn, weleens digt, voordat zich al de etter heeft ontlast, en nieuwe abscessen zijn daarvan het gevolg, zoodat de geheele klier somtijds aangetast wordt en de ongesteldheid weken en maanden duurt. Na de genezing blijven veelal harde plekken achter, die echter voor de gezondheid niet gevaarlijk zijn, en althans geen grond geven voor de vrees, dat zich aldaar kanker zal openbaren. Somtijds schijnt het verloop dier ongesteldheid goedaardiger, zoodat zij weinig pijn en koorts veroorzaakt, maar zij is juist dan het gevaarlijkst, daar zij tot eene volkomene verettering van de borst en zelfs tot etter- vergiftiging van het bloed kan leiden.
Om zulk eene ongesteldheid te verhoeden, zorge de kraamvrouw zoowel voor een behoorlijken leefregel als voor een voldoend aanleggen van den zuigeling. Blijft er dan nog melk te veel in de borst, zoo verwijdere men die door middel van zuigsters of van zuigtoestellen. Is de tepel aangedaan, zoodat het uitzuigen der borst pijn veroorzaakt, zoo make men gebruik van zuigdopjes van getah-pertsja, die den tepel omgeven, en men behandele dezen met de meeste zorg, opdat de ontsteking zich vandaar niet uitstrekke tot het celweefsel en tot de borstklier. Wordt de borst dik en pijnlijk, dan moet nog meer acht gegeven worden op eene behoorlijke ontlasting van de melk, terwijl men tevens de borst met watten bedekt. Ook is het goed, de borst in te wrijven met sla-olie of met ongezouten boter, ten einde de spanning te verminderen; alsmede dient de patiënt goed open lijf te houden, waartoe glauberzout en ricinus- of wonderolie te pas komen. Vertoonen er zich harde plekken, dan zoeke men die door warme pappen te verweeken, en als het absces rijp wordt, vereischt het eenige insnijdingen tot verwijdering van den etter. Men moet de wonde open honden en met pappen voortgaan zoolang er ontsteking en ettervorming aanwezig zijn.
Is een belangrijk melkvat door de verettering verwoest, dan komt uit de opening van het absces eenige melk te voorschijn, en men geeft daaraan den naam van melkfistel. Deze is in den regel volstrekt niet gevaarlijk en sluit zich van zelf.
In het begin dier ongesteldheid is het aanleggen van den zuigeling aan de zieke borst ten sterkste aan te bevelen. Is de ziekte te ver gevorderd, zoodat het zuigen groote pjjn veroorzaakt, dan is het daarentegen af te raden, omdat het in dit geval de ontsteking vermeerdert. Of het kind alsdan aan de gezonde borst mag blijven, hangt af van de omstandigheden.
Eene andere ongesteldheid is de ontsteking van den tepel; zij is hoogst lastig voor de zogende moeder. Hare oorzaak is gelegen zoowel in het indringen van melk in den tepel, waardoor uitzetting ontstaat, als in het zuigen van het kind, hetwelk den tepel week maakt. Zoo komen er ligtelijk scheuren in den tepel, die er rood uitzien en eene dunne, etterachtige vloeistof afscheiden, welke zich tot korsten verhardt. Het zuigen wordt dan zeer pijnlijk en brengt den tepel vaak aan het bloeden, en wanneer men die ongesteldheid verwaarloost, doet zij weleens zweren ontstaan, die den geheelen tepel aantasten en verwoesten of zelfs ontsteking van de borst veroorzaken.
Die ziekte komt veelal voor bij haar, die voor de eerste maal moeder zijn, bepaaldelijk als zij eene dunne huid en weinig-ontwikkelde tepels hebben. Om ze te voorkomen, is het van belang bij tijds te zorgen, dat de tepels eene behoorlijke gedaante hebben. Is de ongesteldheid aanwezig, zoo wassche men den tepel met koud water of met water en brandewijn, gebruike zuigdopjes en zoeke den tepel zooveel mogeljjk rust te gunnen door het kind spaarzaam te laten zuigen. Voor ’t overige schijnt het gebruik van aromatische stoffen, zooals Peru-balsem, de meeste aanbeveling te verdienen, terwijl men het gebruik van vette zalven moet vermijden.
Tot de ziekten der borst behooren ook overmatige gevoeligheid en neuralgieën (zenuwpijnen), die vooral bij de zoodanigen voorkomen, welke lijden aan bleekzucht of hysterie. Warm houden der borst en bij hevige pijnen inwrijvingen met chloroform zijn hier aan te bevelen.
De vrouwen zijn meestal zeer bevreesd voor eene zwerende borst. Deze heeft echter schier altoos een gunstigen afloop en staat volstrekt niet in verband met kanker. Waar deze laatste zich openbaart, moet hij zoo spoedig mogelijk door eene kunstbewerking weggenomen worden, daar hij anders een pijnlijk ziekbed en den dood ten gevolge heeft.