een beroemd Duitsch schrijver, heette eigenlijk Löb Baruch en werd den 22sten Mei 1786 te Frankfort aan de Main uit een Israëlietisch geslacht geboren. Hij ontving eerst onderrigt van een huisonderwijzer, bezocht daarna eene school te Gieszen en werd toen aan den beroemden geneesheer Marcus Herz toevertrouwd, bij wien hij zich in de geneeskunde zou oefenen. Na den dood van dezen begaf hij zich naar Halle, waar hij in het huis van Reil werd opgenomen.
Hier oefende hij zich ijverig in de geneeskunde en legde zich tevens toe op de Oude letteren en op de wijsbegeerte. Toen in 1806 de universiteit te Halle opgeheven werd, ging hij naar Heidelberg, waar hij een vrolijk leven leidde en vele schulden maakte, zoodat zijn vader hem weder naar Gieszen zond, waar hij in 1808 bevorderd werd tot doctor in de wijsbegeerte. Daarna begaf hij zich naar Frankfort, waar hij eene aanstelling ontving bij de policie en zijne betrekking op eene uitstekende wijze waarnam. Zijne eerste opstellen verschenen zonder naam in het “Frankfurter Journal.” Bjj den val van Napoleon I ontving hij als Israëliet zijn ontslag met een pensioen van 400 gulden. Met ijver trad hij voor zijne geloofsgenooten in de bres. Deze hadden te Frankfort voor 440000 gulden het burgerregt gekocht, en de Senaat verklaarde dat contract nietig.
Börne verzamelde de bescheiden, die daarop betrekking hadden, en gaf ze in 1816 in het licht. Niettemin ging hij reeds in 1818 tot het Christendom over, hoewel die stap geruimen tijd zelfs voor zijne naaste bloedverwanten verborgen bleef. Hij stichtte een nieuw tijdschrift “Die Wage” en dit maakte zoo grooten opgang, dat het eerste nommer herdrukt moest worden, en het was dien vooral verschuldigd aan den geestigen schrijftrant van den stichter.
Later bemoeide hij zich met de redactie van een paar andere tijdschriften, maar had daarbij in Frankfort met zooveel tegenstand te worstelen, dat hij gretig het aanbod van Cotta aannam, om naar Parijs te gaan en van daar staatkundige berigten en verslagen voor het “Morgenblatt” te leveren. Hij vertrok derwaarts met eene vriendin, wier betrekking met hem in het boekje “Heine über Börne” zonder verschooning is aan de kaak gesteld.
Börne gevoelde zich echter in Frankrijk’s hoofdstad niet te huis en begaf zich in 1822 naar Heidelberg, waar hij gedurende eene ongesteldheid op eene zorgvuldige wijze door zijne vriendin werd verpleegd. Zijne middelen van bestaan waren weldra uitgeput en hij deed moeite, om zich met zijn vader te verzoenen. Daar deze hem echter te Weenen onder toezigt wilde plaatsen, keerde hij naar Frankfort terug, waar hij artikelen schreef voor het “Morgenblatt” en voor “Iris”. De dood zijns vaders in 1827 verbeterde zijne stoffelijke omstandigheden en hij vestigde zich korten tijd te Berlijn. Weldra was hij weder in Frankfort en hield er zich bezig met de uitgave zijner gezamenlijke werken (Hamburg 1831, 2de uitgave 1835), die vooral wegens den vorm met grooten bijval werden ontvangen.
De Julij-omwenteling te Parijs wekte zoo zeer zijne geestdrift, dat hij zich in den herfst van 1830 derwaarts begaf, en zijne “Briefe aus Paris” zijn een spiegel van de gewaarwordingen, die hij er ondervond. De bijtende spot, waarmede hij de dwaasheden der Duitschers geeselde, was wel is waar pijnlijk voor het vaderlandlievend gevoel, maar Börne werd niettemin bij zijn terugkeer in 1831 overal met gejuich ontvangen. Hjj ging vervolgens naar Zwitserland en vertoefde eenige weken bij Zurich op Mariahalden, het buitenverblijf van graaf Bentzel-Sternau. Wederom vertrok hij naar Parijs cn deed eene tweede verzameling “Briefe” in het licht verschijnen, die hem den haat van Heine op den hals haalde. De loop der staatkundige zaken was voor Börne eene geweldige teleurstelling, en deze maakte hem ziek, zoodat zijne vriendin hem weder helpend en zorgend moest ter zijde staan.
Een lichtstraal voor hem waren de “Paroles d’un croyant” van Lamennais, die hij in het Duitsch vertaalde en op eigen kosten liet drukken. Voorts behoorde hij tot de schrijvers, die zich vereenigden tot de uitgave van den “Réformateur” en hij leverde eenige artikels voor het feuilleton van dit tijdschrift. Ook was hij voornemens, eene reeks van beschouwingen over de Fransche omwenteling uit te geven. Hij deed zijne voormalige “Wage” opstaan in de Fransche “Balance”, maar van deze verschenen slechts weinige nommers. Börne gevoelde zich uitgeput naar het ligchaam. Nog eenmaal vertoonde hij zich in volle kracht in zijn werk “Menzel, der Franzosenfresser (1836)”, en overleed den 12den Februarij 1837.
Zijne nagelaten geschriften zijn in 1847 —1850 te Mannheim in 6 dln uitgegeven. Een nieuwe volledige uitgave zijner werken is ten jare 1862 in 12 deelen te Frankfort en Hamburg in het licht verschenen, en zijne landgenooten te Parijs hebben zijne rustplaats op Père la Chaise met een gedenkteeken versierd. Als schrijver onderscheidde hij zich door eene uitstekende gave van opmerking, eene geestige opvatting, een fijn kunstgevoel en een schitterenden stijl, terwijl zijn karakter als mensch zeer wordt geprezen.