Biechtvader noemt men den geestelijke in zijne betrekking tot de biechtkinderen, tot hen, wier biecht hij hoort. In den regel kan een gemeentelid bij één van de pastoors der gemeente naar verkiezing ter biecht gaan of hem tot biechtvader nemen.
Wie elders wil biechten, heeft hiervoor een biechtbrief (zie onder dit woord) noodig. Geestelijken zijn veelal vrij in de keus van een biechtvader. Deze is doorgaans krachtens zijn ambt bevoegd tot het hooren der biecht, of althans voorzien van eene bijzondere aanstelling tot biechtvader van wege den bisschop of van een privilégie van den paus. Laatstgemeld privilégie was in de middeleeuwen inzonderheid aan de Bedelmonniken toegekend, maar werd hun, na hevige twisten , ontnomen , zoodat ook zij eene magtiging van den bisschop moesten hebben. De kloosters worden gewoonlijk bediend door eigene biechtvaders, terwijl de bisschop de bevoegdheid heeft, om de nonnenkloosters daarvan te voorzien.