Basselin (Olivier), de vader van de vaudeville , leefde in het midden der 154e eeuw. Hij was eigenaar van een volmolen te Vaux de Vire in het departement Calvados. Voor ’t overige was hij een vrolijke snaak, die overal omzwierf en aardige liederen dichtte en zong, zoodat hij bij ieder feest en drinkgelag met gejuich werd begroet.
Zijne zorge- looze levenswijs bragt hem tot den bedelstaf, en zijne bloedverwanten plaatsten hem onder curatéle. Er is een lied uit die dagen overgebleven, waaruit schijnt te blijken, dat hij door een Engelschman is vermoord.
De volksliederen van Basselin onderscheiden zich door vrolijkheid en naïeve geestigheid. Hij bezingt vooral het genot van wijn en cider. Zijne taal is voor die dagen zeer beschaafd , en hij streeft hier en daar Anacreon op zijde. Bijna 2 eeuwen leefden die zangen in den mond des volks. Eerst tegen het einde der 16de eeuw zijn zij door den advocaat Le Houx verzameld en in het licht gegeven, waarna zij onder den naam van Vaux de Vires, waarmede reeds de vervaardiger ze bestempelde, bij herhaling werden gedrukt.