Babinet (Jaques), hoogleeraar in de natuurkunde en lid van het Instituut, werd geboren den 5den Maart 1794 te Lusignan in Vienne. Eerst was hij een leerling van Binet aan het Lycée Napoléon (Collège Henri IV). In 1811 werd hij geplaatst op de polytechnische school en in 1813 op de artillerie- school te Metz, waarna hij bevorderd werd tot officier bij het 5de regiment artillerie te voet.
In 1814 nam hij zijn ontslag en werd achtereenvolgens hoogleeraar in de wiskunde te Fontenay-le-Comte, en in de natuurkunde te Poitiers en aan het College St. Louis te Parijs. Hij was zeer bevriend met Arago en Kresnel en legde zich met ijver toe op de studie der meteorologische en mineralogische optica. In de jaren 1825 tot 1828 hield hij aan het Athenaeum voorlezingen over de meteorologie. In 1828 werd hij, in de plaats van Fresnel, lid van het Philomathisch genootschap, in 1835 in plaats van Savary lid van het Collége de France, daarna in plaats van Pouillet lid van de Sorbonne, en in 1840 lid der Academie van Wetenschappen. Zijne opstellen over optica, magnetismus, meteorologie, de theorie der warmte enz. zijn meestal in tijdschriften verstrooid en vooral in de “Comptes rendus” der Academie te vinden. Ook heeft hij vele natuurkundige werktuigen uitgevonden of verbeterd, terwijl zijne populaire verhandelingen over onderwerpen van sterre-, natuur- en dampkringkundigen aard met grooten bijval zijn ontvangen.