Azanza (Miguël José de), hertog van Santa Fé, een Spaansch staatsman, werd geboren in 1746 te Aviz in Navarre en was eerst werkzaam onder de leiding van zijn oom, den directeurgeneraal en koninklijken schatmeester Martin Joseph de Alegria te Havana, Vera Cruz en Mexico.
In 1768 werd hij secretaris van den inspecteurgeneraal van Nieuw-Spanje Joseph de Galvez. Daarna nam hij dienst en zag zich in 1776 te Havana bevorderd tot kapitein en tot secretaris van den gouverneur, markies de la Torre, met wien hij in 1777 naar Spanje terugkeerde, alwaar hij tegenwoordig was bij de belegering van Gibraltar. In datzelfde jaar vergezelde hij den markies naar Petersburg en was er daarna gevolmagtigde
tot in 1784, toen hij dezelfde waardigheid te Berlijn ging bekleeden. Na zijn terugkeer werd hij tot verschillende militaire betrekkingen benoemd, en in 1793 ontving hij de portefeuille van oorlog. Hij behield deze tot in 1796 en begaf zich toen als onderkoning naar nieuw Spanje. Hij leefde later ambteloos op zijn landgoed Santa Fé bij Granada.
Naauwelijks echter had Ferdinand VII den troon beklommen of Azanza werd naar Madrid geroepen en met de portefeuille van financiën belast. Toen de Koning naar Bayonne vertrokken was, behoorde Azanza tot de leden der opperste Junta. Met kracht verzette hij zich tegen de aanmatigingen van Murat, en toen zijne pogingen vruchteloos waren, vroeg hij zijn ontslag. Napoleon weigerde het aan te nemen, maar ontbood den minister naar Bayonne, om er rekenschap te geven van zijn bestuur. Azanza was afvallig geworden van zijn Koning en onderwierp zich aan den overweldiger. Hij werd door dezen benoemd tot voorzitter der aldáár vereenigde Junta van aanzienlijke Spanjaarden, terwijl de centrale Junta te Cadix hem van verraad beschuldigde jegens Koning, vaderland en godsdienst en zijne goederen verbeurd verklaarde (1808). Azanza had inmiddels de portefeuille van financiën tegen die van Indische zaken verwisseld. In 1809 was hij minister van Justitie van koning Jozef, en in 1811 hertog van Santa Fé. Met laatstgemelden vorst nam hij een paar jaren later de vlugt naar Frankrijk, en keerde eerst in 1820 naar zijn vaderland terug. Zijn aanbod om naar Mexico te gaan en dit land op nieuw aan Spanje te onderwerpen, werd door Ferdinand VII van de hand gewezen. In 1822 verliet hij wederom Madrid en vestigde zich te Bordeaux, waar hij in 1826 overleed. Hij heeft een verdedigingsgeschrift uitgegeven, dat wegens de talrijke officiële stukken, daarin opgenomen, zeer belangrijk is.